Skip to main content

VERPAKKINGSINSTRUCTIE LP906

LP906     VERPAKKINGSINSTRUCTIE     LP906
Deze instructie is van toepassing op beschadigde of defecte batterijen met de UN-nummers 3090, 3091, 3480, 3481, 3551 en 3552 die onder normale  vervoersomstandigheden  snel uiteen kunnen vallen,  gevaarlijk kunnen reageren, een  vlam  dan  wel  een gevaarlijke  hitteontwikkeling  of  een  gevaarlijke  uitstoot  van  giftige,  bijtende  of  brandbare  gassen  of  dampen  kunnen veroorzaken.

De volgende grote verpakkingen zijn toegestaan, op voorwaarde dat aan de algemene voorschriften van 4.1.1 en 4.1.3 is voldaan:

Voor batterijen en onderdelen van apparatuur die batterijen bevatten:

Stijve grote verpakkingen die voldoen aan het prestatieniveau voor verpakkingsgroep I, vervaardigd van.

  • staal (50A);
  • aluminium (50B);
  • metaal, met uitzondering van staal of aluminium (50N);
  • stijve kunststof (50H);
  • multiplex (50D);
  • stijf karton (50G).
  1. De grote verpakking moet aan de volgende aanvullende prestatie-eisen voldoen in geval van snel uiteen vallen, gevaarlijke reactie, productie van een vlam of een gevaarlijke hitte-ontwikkeling of een gevaarlijke uitstoot van giftige, bijtende of brandbare gassen of dampen van de batterij:
    1. De temperatuur van het buitenoppervlak van de geassembleerde verpakking mag niet hoger zijn dan 100 °C. Een tijdelijke temperatuurpiek van maximaal 200 °C is toelaatbaar;
    2. Er mag geen vlam buiten de verpakking optreden;
    3. Er mogen geen projectielen de verpakking verlaten;
    4. De structurele eenheid van de verpakking moet behouden blijven; en
    5. De grote verpakkingen moeten een gasbeheerssysteem hebben (bijv. filtersysteem, luchtcirculatie, opvangsysteem voor gas, gasdichte verpakking, enz.), voor zover van toepassing.

  2. De aanvullende prestatie-eisen voor de grote verpakking moeten worden geverifieerd door proeven, als gespecificeerd door de bevoegde autoriteit van een Overeenkomstsluitende Partij bij het ADR, die ook een proef kan erkennen als gespecificeerd door de bevoegde autoriteit van een land dat geen Overeenkomstsluitende Partij bij het ADR is, op voorwaarde dat de proef is gespecificeerd in overeenstemming met de toepasselijke procedures in het kader van het RID, ADR, ADN, de IMDG Code of de Technische Instructies van de ICAO*.

    Een verificatierapport moet op verzoek beschikbaar worden gesteld. Als minimum vereiste moet in het verificatierapport worden vermeld: de naam van de batterijen, het type zoals gedefinieerd in sectie 38.3.2.3 van het Handboek beproevingen en criteria, het maximale aantal batterijen, de totale massa, de totale energie-inhoud, de identificatie van de grote verpakking en de beproevingsdata in overeenstemming met de verificatiemethode als gespecificeerd door de bevoegde autoriteit. Een reeks van specifieke instructies die beschrijven hoe de verpakking te gebruiken moet ook deel uitmaken van het verificatierapport.

  3. Indien droogijs of vloeibare stikstof als koelmiddel wordt gebruikt, zijn de voorschriften van 5.5.3 van toepassing.

    De binnenverpakking en de buitenverpakking moeten hun goede staat behouden bij zowel de temperatuur van het gebruikte koelmiddel als de temperaturen en drukken die het gevolg kunnen zijn van het wegvallen van de koeling.

  4. De specifieke instructies voor het gebruik van de verpakking moeten beschikbaar worden gesteld door de fabrikanten van de verpakking en vervolgens door de distributeur aan de afzender.

    Deze omvatten ten minste de identificatie van de batterijen en de apparaten die de verpakking mogelijk kan bevatten, het maximale aantal batterijen dat de verpakking mag bevatten en de maximale energie-inhoud evenals de configuratie binnenin de verpakking, inclusief de scheiding en bescherming zoals toegepast tijdens de prestatie verificatie beproevingen.
Aanvullend voorschrift:

De batterijen moeten beschermd zijn tegen kortsluiting.

* De volgende relevante criteria mogen worden gebruikt om het prestatieniveau van de grote verpakking te testen:

  1. De beoordeling moet gedaan worden volgens een kwaliteitsbeheerssysteem (zoals beschreven in randnummer 2.2.9.1.7.1 e)) wat het mogelijk maakt om de testresultaten, referentiedata en modelkarakterisering na te gaan;

  2. De lijst met gevaren die verwacht worden in het geval van een thermische run-away voor het batterijtype, in de conditie zoals het wordt vervoerd (bijv. gebruik van een binnenverpakking, mate van opladen (SOC), gebruik van voldoende onbrandbaar, elektrisch niet-geleidend en absorberend opvulmateriaal, enz.), moet duidelijk geïdentificeerd en gekwantificeerd worden; de referentielijst van mogelijke gevaren voorbatterijen (bijvoorbeeld snel uiteen kunnen vallen), gevaarlijk kunnen reageren, productie van een vlam dan wel een gevaarlijke hitte-ontwikkeling of een gevaarlijke uitstoot van giftige, bijtende of brandbare gassen of dampen) kan hiervoor worden gebruikt.

    De kwantificering van deze gevaren moet gebaseerd zijn op wetenschappelijke literatuur;

  3. De mitigerende effecten van de grote verpakking moeten geïdentificeerd en gekarakteriseerd worden, gebaseerd op de eigenschappen van de toegepaste bescherming en de eigenschappen van het constructiemateriaal.

    Een lijst met technische karakteristieken en tekeningen moet worden gebruikt om deze beoordeling te ondersteunen (dichtheid (kg·m3, soortelijke warmte (J·kg-1·K-1), warmtecapaciteit (kJ·kg-1), thermische geleidbaarheid (W·m-1·K-1), smelttemperatuur en ontvlambaarheidstemperatuur [K], warmteoverdrachtscoëfficiënt van de buitenverpakking (W·m-2·K-1), …);

  4. De test en alle onderliggende berekeningen moeten het resultaat beoordelen van een thermische run-away van de batterij binnen de grote verpakking onder normale vervoersomstandigheden;

  5. In het geval dat de SOC van de batterij niet bekend is, moet bij de beoordeling de hoogst mogelijke SOC die overeenkomt met de batterij tijdens gebruikscondities worden gebruikt;

  6. De omgevingscondities waarin de grote verpakking gebruikt en vervoerd mag worden, moeten worden beschreven (inclusief mogelijke consequenties van gas- of rookemissies op de omgeving, zoals ventilatie of andere methoden) volgens het gasbeheerssysteem van de grote verpakking;

  7. De proeven of de modelberekening moet(en) uitgaan van het ergste scenario (‘worst case’) voor de initiatie van de thermische run-away en propagatie die optreedt binnen de batterij; dit scenario is inclusief het ergste falen onder normale vervoersomstandigheden, de maximale warmte- en vlamemissies voor de mogelijke propagatie van de reactie;

  8. Deze scenario’s moeten beoordeeld worden over een tijdsperiode die lang genoeg is om alle mogelijke consequenties in kaart te kunnen brengen (bijv. 24 uur).

  9. in het geval van meerdere batterijen en meerdere apparaten die batterijen bevatten moeten aanvullende maatregelen worden overwogen zoals het maximale aantal batterijen en apparaten die batterijen bevatten, de maximale energie-inhoud van het totaal aantal batterijen en de samenstelling binnenin de verpakking, inclusief het scheiden en beschermen van de onderdelen.