Skip to main content

3.3.1 : Bijzondere bepaling 310
Vervoer van prototypen van cellen of batterijen uit productieseries bestaande uit niet meer dan 100 cellen of batterijen, of pre-productieprototypen van cellen of batterijen voor beproeving, moet voldoen aan de voorschriften van 2.2.9.1.7.1, met uitzondering van a), e) vii), f) iii) indien van toepassing, f) iv) indien van toepassing en g). 

Opmerking: “Vervoerd ten behoeve van beproeving” omvat, maar is niet  beperkt tot, beproeving zoals beschreven in het Handboek beproevingen en criteria, deel III, subsectie 38.3, integratiebeproeving en productprestatiebeproeving.
Deze cellen en batterijen moeten worden verpakt in overeenstemming met verpakkingsinstructie P910 van 4.1.4.1 of LP905 van 4.1.4.3, naar gelang het geval. 

Voorwerpen (UN-nummers 3537, 3538, 3540, 3541, 3546, 3547 of 3548) mogen dergelijke cellen of batterijen bevatten, mits wordt voldaan aan de van toepassing zijnde delen van verpakkingsinstructie P006 van 4.1.4.1 of LP03 van 4.1.4.3, naar gelang het geval.”

De volgende verklaring moet in het vervoersdocument worden vermeld: “Transport overeenkomstig bijzondere bepaling 310”.

Beschadigde of defecte cellen en batterijen, of cellen en batterijen aanwezig in apparaten moeten worden vervoerd overeenkomstig bijzondere bepaling 376.

Cellen en batterijen, of cellen en batterijen aanwezig in apparaten die worden vervoerd voor verwijdering of recyclering mogen worden verpakt overeenkomstig bijzondere bepaling 377 en verpakkingsinstructie P909 van 4.1.4.1.