Skip to main content

3.3.1 : Bijzondere bepaling 664
Wanneer stoffen onder deze positie worden vervoerd in vaste tanks (tankwagens) of in afneembare tanks, mogen deze tanks zijn uitgerust met inrichtingen voor additieven.
Inrichtingen voor additieven:

  1. maken deel uit van de bedrijfsuitrusting voor de toevoer van additieven van UN 1202 (1,2,3), UN 1993 (1,2,3), verpakkingsgroep III, UN 3082 of niet gevaarlijke stoffen tijdens het lossen van de tank;
  2. bestaan uit onderdelen als verbindingsleidingen en -slangen, afsluitinrichtingen, pompen en doseringsinrichtingen die permanent met de losinrichting van de bedrijfsuitrusting van de tank verbonden zijn;
  3. bevatten middelen van omsluiting die geïntegreerd zijn in het reservoir of permanent aan de buitenzijde van de tank of tankwagen zijn bevestigd.

Inrichtingen voor additieven kunnen ook zijn voorzien van koppelstukken voor het aansluiten van verpakkingen. In dat geval wordt de verpakking zelf niet als onderdeel van de inrichting voor additieven beschouwd.

Afhankelijk van de configuratie zijn de volgende voorschriften van toepassing:

  1. Constructie van de middelen van omsluiting:
    1. Indien geïntegreerd in het reservoir (bv. een tankcompartiment) moeten zij voldoen aan de toepasselijke voorschriften van hoofdstuk 6.8.
    2. Indien permanent aan de buitenzijde van de tank of tankwagen bevestigd zijn zij niet aan de constructievoorschriften van het ADR onderworpen, mits zij voldoen aan de volgende voorschriften:

      Zij moeten zijn gemaakt van metaal en voldoen aan onderstaande vereisten met betrekking tot de minimale wanddikte:
Materiaal Minimale wanddiktea
Austenitisch roestvast staal 2,5 mm
Overig staal 3 mm
Aluminiumlegeringen 4 mm
Zuiver aluminium van 99,80% 6 mm
a Voor dubbelwandige middelen van omsluiting gelden de voorgeschreven waarden voor de dikte van de metalen binnen- en buitenwand tezamen.

Lassen dient te geschieden overeenkomstig de eerste paragraaf van 6.8.2.1.23, met dien verstande dat andere geschikte methoden mogen worden aangewend om de kwaliteit van het laswerk te bevestigen.

  1. Verpakkingen die op de inrichting voor additieven kunnen worden aangesloten moeten van metaal zijn en voldoen aan de constructievereisten van hoofdstuk 6.1, voor zover van toepassing voor het betreffende additief.

 

  1. Tankgoedkeuring
    Tanks die met inrichtingen voor additieven zijn of zullen worden uitgerust zijn, indien de inrichting voor additieven niet is opgenomen in de oorspronkelijke typegoedkeuring van de tank, onderworpen aan de voorschriften van 6.8.2.3.4.
  2. Gebruik van middelen van omsluiting en inrichtingen voor additieven
    1. In het geval van (a) (i) hierboven gelden geen aanvullende vereisten.
    2. In het geval van (a) (ii) hierboven mag de totale inhoud van het middel van omsluiting ten hoogste 400 liter per voertuig bedragen.
    3. In het geval van (a) (iii) hierboven zijn 7.5.7.5 en 8.3.3 niet van toepassing. De verpakkingen mogen alleen tijdens het lossen van de tank op de inrichting voor additieven worden aangesloten. Tijdens het vervoer moeten de afsluitingen en koppelstukken lekdicht gesloten zijn.
  3. Beproeving van inrichtingen voor additieven
    De bepalingen van 6.8.2.4 zijn van toepassing op inrichtingen voor additieven. In het geval van a) i) hierboven hoeven de middelen van omsluiting van de inrichting voor additieven tijdens het eerste, tussentijdse of periodieke onderzoek van de tank echter alleen aan een uitwendige visuele controle en een dichtheidsproef te worden onderworpen. De dichtheidsproef moet worden uitgevoerd bij een beproevingsdruk van ten minste 0,2 bar.
    Opmerking: Voor verpakkingen als beschreven in (a) (iii) hierboven zijn de relevante voorschriften van het ADR van toepassing.
  4. Vervoersdocument
    Uitsluitend de in 5.4.1.1.1 (a) t/m (d) voorgeschreven informatie hoeft voor het betreffende additief op het vervoersdocument te worden toegevoegd. In dit geval moet de vermelding "inrichting voor additieven" op het vervoersdocument worden toegevoegd.
  5. Opleiding van bestuurders
    Voor bestuurders die overeenkomstig 8.2.1 zijn opgeleid voor het vervoer in tanks van stoffen onder deze positie is geen aanvullende opleiding voor het vervoer van de additieven vereist.
  6. Aanbrengen van grote etiketten of kenmerking
    De aanwezigheid van een inrichting voor additieven of van additieven in een inrichting voor additieven heeft geen gevolgen voor het aanbrengen van grote etiketten op of de kenmerking van de vaste tank (tankwagen) of afneembare tank voor het vervoer van stoffen onder deze positie overeenkomstig hoofdstuk 5.3.