Indien de motor of machine zodanig is ontworpen en gebouwd dat de middelen van omsluiting die gevaarlijke goederen omsluiten toe reikende bescherming bieden, is een buitenverpakking niet vereist.
Is dit niet het geval, dan moeten de gevaarlijke goederen in motoren of machines worden verpakt in van geschikt materiaal vervaardigde buitenverpakkingen die van voldoende sterkte en ontwerp zijn in relatie tot de inhoud van de verpakking en haar beoogde gebruik en beantwoorden aan de toepasselijke voorschriften van 4.1.1.1, of op zodanige wijze zijn bevestigd, bv. in draagconstructies, kratten of andere voorzieningen voor de behandeling, dat zij onder normale vervoersomstandigheden niet los kunnen gaan zitten.
Opmerking: de toegestane verpakking mag een netto massa van 400 kg overschrijden (zie: 4.1.3.3).
Voorts moeten de middelen van omsluiting op zodanige wijze binnen de motor of machine zijn omsloten, dat schade aan de middelen van omsluiting die gevaarlijke goederen omsluiten onder normale vervoersomstandigheden wordt voorkomen, en in geval van schade aan middelen van omsluiting die gevaarlijke vloeibare goederen omsluiten, de gevaarlijke stoffen niet uit de motor of machine kunnen sijpelen (een dichte bekleding kan worden gebruikt om aan dit voorschrift te voldoen).
Middelen van omsluiting die gevaarlijke goederen omsluiten moeten zodanig geïnstalleerd, vastgezet en met opvulmateriaal beschermd worden dat breuk en lekkage worden voorkomen en dat bewegingen daarvan binnen de motor of machine onder normale vervoersomstandigheden worden beheerst.
De inhoud van de middelen van omsluiting mag niet gevaarlijk reageren met het opvulmateriaal. Bij lekkage van de inhoud mogen de beschermende eigenschappen van de voor opvulling dienende stoffen niet aanmerkelijk ongunstig worden beïnvloed.
|