Skip to main content

V.L.G. - BIJLAGE 2
Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen

 

Bijlage 2. bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen

Aanvullende voorschriften

Hoofdstuk I. Bepalingen voor uitsluitend binnenlands vervoer

ARTIKEL 1

Toepassingsbereik

Dit hoofdstuk is van toepassing op vervoer van gevaarlijke stoffen dat uitsluitend binnen Nederland plaatsvindt.

ARTIKEL 2

Ontheffingen

De Minister verleent een ontheffing als bedoeld in artikel 9 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen slechts op voorwaarden dat de veiligheid niet in gevaar komt en het vervoer waarvoor de ontheffing wordt verleend duidelijk is gespecificeerd en van tijdelijke aard is.

ARTIKEL 3

N-bepalingen

De N-bepalingen in dit hoofdstuk:

  1. zijn een aanvulling op bijlage 1; of
  2. treden, voor zover zij met de overeenkomstig genummerde bepalingen van bijlage 1 niet overeenstemmende verplichtingen bevatten, in plaats van bedoelde verplichtingen van de overeenkomstig genummerde bepalingen van bijlage 1.

 


1.5.1.1. N Multilaterale overeenkomsten

  1. Niet-grensoverschrijdend vervoer mag plaatsvinden overeenkomstig multilaterale overeenkomsten als bedoeld in randnummer 1.5.1.1 van bijlage 1, die door Nederland zijn ondertekend.
  2. Bij het vervoer dat voldoet aan de in het eerste lid bedoelde multilaterale overeenkomst worden de voorschriften met betrekking tot het vervoer in acht genomen die in deze overeenkomst zijn opgenomen.

 


5.1.2.1./5.2.1 N/5.5.3.4.1/5.5.3.6.2 Opschriften en kenmerking

De opschriften en kenmerkingen op colli, containers, tanks en voertuigen, dan wel op de oververpakkingen van colli, zijn in ieder geval gesteld in de Nederlandse, Franse, Duitse of Engelse taal.


5.4.1.4. N Vervoerdocument

Het is toegestaan dat in het vervoerdocument de voorgeschreven aanduidingen uitsluitend zijn gesteld in de Nederlandse taal.


6.8.3.2. N Uitrusting van tankwagens voor propaan, butaan en mengsels daarvan

In Nederland geregistreerde tankwagens, bestemd voor het vervoer van propaan, butaan en mengsels daarvan, zijn voorzien van een noodstopvoorziening die is aangesloten op het bedieningssysteem van de veiligheidsinrichting, bedoeld in randnummer 6.8.3.2.3 van bijlage 1, en op het aandrijfsysteem van de pomp. Het bedienen van de noodstopvoorziening heeft tot direct gevolg dat de veiligheidsinrichtingen gesloten worden en de pomp gestopt wordt. De bedieningsorganen van de noodstopvoorziening zijn zowel aangebracht in de bedieningskast(en) als bij de linkervoorzijde als bij de rechterachterzijde van de tank.

Tankwagens, bestemd voor het vervoer van propaan, butaan of mengsels daarvan, zijn voorzien van een wegrijdalarmering, ter voorkoming van het wegrijden met een aangekoppelde of niet opgeborgen slang. Deze voorziening bestaat uit een knipperende rode lamp op het dashboard en een intermitterende claxon in de cabine.

 


6.8.3.4. N Inspectie

In Nederland geregistreerde tankwagens, bestemd voor het vervoer van propaan, butaan of mengsels daarvan, worden iedere 26 weken onderworpen aan een visuele uitwendige inspectie en aan een controle op de goede werking van de uitrusting.


7.5.7.5/8.3.3 Openen van colli

In afwijking van randnummers 7.5.7.5 / 8.3.3 van Bijlage 1, mag de chauffeur of de bijrijder:

a.een buitenverpakking openen die gevaarlijke stoffen bevat, die als pesticiden worden toegepast;

b.een IBC openen, waarin UN1202 (1,2,3), dieselolie, gasolie of lichte stookolie wordt vervoerd.

Dit openen is uitsluitend toegestaan voor het direct afleveren van genoemde stoffen in de land- en de wegenbouw alsmede op bouwplaatsen.

 


8.1.2. N Documenten die het vervoer moeten begeleiden

Indien voor het betrokken vervoer ontheffing is verleend ingevolge artikel 9 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, is deze ontheffing of een afschrift daarvan bij het vervoerdocument gevoegd.

 


8.2.1. N Speciale opleiding van de bestuurder

Randnummer 8.2.1 van bijlage 1 is niet van toepassing op bestuurders van brandweervoertuigen die gevaarlijke stoffen bevatten, mits:

  1. op deze voertuigen gediplomeerd brandweerpersoneel in de zin van het Besluit personeel veiligheidsregio’s aanwezig is, en
  2. het met diploma behaalde veiligheidsniveau van dit personeel is gewaarborgd.

 


9.2.3.1. N Reminrichting

Voor wat betreft het duurremsysteem is randnummer 9.2.3.1 van bijlage 1 (retarder) niet van toepassing op motorvoertuigen gebouwd vóór 1 januari 1997. 

 


9.7.5.1. N Stabiliteit

In afwijking van de tweede volzin van randnummer 9.7.5.1 van bijlage 1, behoeft bij in Nederland geregistreerde gelede voertuigen voor wat betreft de druk van de assen van de beladen oplegger, slechts te worden voldaan aan de daaromtrent in de Regeling voertuigen gestelde eisen.

 


Hoofdstuk II. Bepalingen voor elk vervoer op Nederlands grondgebied

ARTIKEL 1

Toepassingsbereik

  1. Dit hoofdstuk is van toepassing op elk vervoer van gevaarlijke stoffen op Nederlands grondgebied en:
    1. is gebaseerd op de randnummers 1.9.2, 1.9.3 en 1.9.4, of
    2. dient ter invulling van specifiek in de randnummers van bijlage 1 opgenomen bevoegdheden.
  2. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op het vervoer dat plaatsvindt overeenkomstig randnummer 1.1.3 en de hoofdstukken 3.4 en 3.5 van bijlage 1.

 

ARTIKEL 2

Laad- en losplaats

Het is verboden met een tankwagen, afneembare tank, batterijwagen, tankcontainer, transporttank, MEGC of bulkcontainer gevaarlijke stoffen als bedoeld in randnummer 1.2.1 van bijlage 1 te laden of te lossen elders dan:

  1. op het adres van de afzender, vuller, belader en de geadresseerde, of
  2. op plaatsen waar gevaarlijke stoffen worden aangewend.

 

ARTIKEL 3

Tunnelregime

  1. Beperkingen voor het vervoer van de gevaarlijke stoffen, genoemd onder Tunnelcategorie C in randnummer 1.9.5.2.2 van bijlage 1, gelden voor:
    1. de Beneluxtunnel, gelegen in de A4 tussen Vlaardingen en Hoogvliet;
    2. de Coentunnel, gelegen in de A10 te Amsterdam;
    3. de Drechttunnel, gelegen in de A16 tussen Zwijndrecht en Dordrecht;
    4. de Ketheltunnel, gelegen in de A4 te Schiedam;
    5. de Kiltunnel, gelegen in de S43 tussen Dordrecht en ’s-Gravendeel;
    6. de Noordtunnel, gelegen in de A15 tussen Hendrik-Ido-Ambacht en Alblasserdam;
    7. de Salland-Twentetunnel, gelegen in de N35 te Hellendoorn;
    8. de Sluiskiltunnel, gelegen in de N62 bij Terneuzen;
    9. de Sytwendetunnel, gelegen in de N14 te Leidschendam–Voorburg;
    10. de Thomassentunnel, gelegen in de N15 te Rotterdam;
    11. de Victory Boogie Woogietunnel gelegen in de Rotterdamsebaan te Den Haag;
    12. de Vlaketunnel, gelegen in de A58 tussen Kruiningen en Kapelle;
    13. de Waterwolftunnel, gelegen in de N201 tussen Aalsmeer en Haarlemmermeer;
    14. de Westerscheldetunnel, gelegen in N62 tussen Terneuzen en Goes;
    15. de Wijkertunnel, gelegen in de A9 tussen Beverwijk en Velsen;
    16. de Zeeburgertunnel, gelegen in de A10 te Amsterdam.

  2. Beperkingen voor het vervoer van de gevaarlijke stoffen, genoemd onder Tunnelcategorie D in randnummer 1.9.5.2.2 van bijlage 1, gelden voor:
    1. de Botlektunnel, gelegen in de A15 tussen Hoogvliet en Rozenburg;
    2. de Heinenoordtunnel, gelegen in de A29 tussen Barendrecht en Oud‑Beijerland;
    3. de Hubertustunnel, gelegen in de N14 te Den Haag;
    4. de IJtunnel, gelegen onder het IJ te Amsterdam;
    5. de Koningstunnel, gelegen in de Koningskade te Den Haag;
    6. de Maasboulevardtunnel, gelegen in de gemeente Maastricht;
    7. de Maastunnel, gelegen onder de Nieuwe Maas, te Rotterdam;
    8. de Michiel de Ruijtertunnel, gelegen onder de De Ruijterkade te Amsterdam;
    9. de Piet Heintunnel, gelegen onder het Amsterdam-Rijnkanaal te Amsterdam;
    10. de Spaarndammertunnel gelegen in de S102 te Amsterdam;
    11. de Velsertunnel, gelegen in de A22, tussen Beverwijk en Velsen.

  3. Beperkingen voor het vervoer van de gevaarlijke stoffen, genoemd onder Tunnelcategorie E in randnummer 1.9.5.2.2 van bijlage 1, gelden voor:
    1. de ArenAtunnel, gelegen onder de Amsterdam ArenA te Amsterdam;
    2. de Stadsbaantunnel, gelegen naast de A2 te Utrecht.

  4. De in dit artikel bedoelde tunnels worden aangeduid met verkeersbord C 22, bedoeld in bijlage 1 bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. Onder het bord wordt een onderbord geplaatst waarop met een hoofdletter de categorie van de desbetreffende tunnel, overeenkomstig dit artikel, wordt aangeduid.

 

ARTIKEL 4

Het vervoer van de stoffen die in tabel 1 zijn opgenomen, is routeplichtig als bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen.

Klasse  
Vervoer in tanks Vervoer in colli in hoeveelheden groter dan 1.1.3.6
1 Alle stoffen Alle stoffen en voorwerpen boven de hoeveelheden als bedoeld in 1.1.3.6 met uitzondering van de stoffen en voorwerpen genoemd onder subklasse 1.4
2 Alle brandbare en/of giftige gassen waarvoor een etiket volgens modelnr. 2.1 en/of 2.3 is voorgeschreven  
4.1   Zelfontledende stoffen met explosieve eigenschappen (type B), stoffen waarvoor een etiket volgens modelnr. 4.1 en 1 is voorgeschreven
4.2 Stoffen van verpakkingsgroep I  
4.3 Alle stoffen  
5.2   Organische peroxides met explosieve eigenschappen (type B), stoffen waarvoor een etiket volgens modelnr. 5.2 en 1 is voorgeschreven
6.1 Stoffen van verpakkingsgroep I die specifiek als giftig bij inademing zijn aangemerkt ingevolge de juiste vervoersnaam als bedoeld in randnummer 3.2.1 van bijlage 1 of middels bijzondere bepaling 354 van hoofdstuk 3.3 van bijlage 1  
8 De stoffen met de volgende UN-nummers: 1829, 2240, 2502 en 2817 (1,2) UN-nummer 2502
lege tanks, voertuigen of containers ongereinigd van hierboven genoemde stoffen

 

 

ARTIKEL 5

Laden en lossen
Het laden of lossen van ontplofbare stoffen en voorwerpen van klasse 1 in hoeveelheden die per transporteenheid groter zijn dan de vrijgestelde hoeveelheden van randnummer 1.1.3.6 van bijlage 1 geschiedt onder toezicht van een ter zake deskundige.

ARTIKEL 6

Weersomstandigheden

  1. Indien het zicht door weersomstandigheden zoals mist, sneeuw en regen minder is dan 200 meter, is het niet toegestaan:
    1. gevaarlijke stoffen te vervoeren in transporteenheden met tanks waarvan de capaciteit meer dan 3000 liter is;
    2. vuurwerk te vervoeren boven de vrijgestelde hoeveelheden als bedoeld in randnummer 1.1.3.6 van bijlage 1.
  2. Het is niet toegestaan gevaarlijke stoffen te vervoeren in tanks, losgestort of in colli, in hoeveelheden die per transporteenheid groter zijn dan de voorwaardelijk vrijgestelde hoeveelheden bedoeld in randnummer 1.1.3.6 van bijlage 1:
    1. indien door weersomstandigheden het zicht minder is dan 50 m; of
    2. bij glad wegdek.
  3. Het verbod, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, geldt niet voor het vervoer van medische isotopen.
  4. De Minister kan ontheffing verlenen van het in het tweede lid vermelde verbod bij glad wegdek, indien:
    1. sprake is van langdurige gladheid; en
    2. het spoedeisende karakter van het vervoer naar zijn oordeel genoegzaam is aangetoond.

ARTIKEL 7

Zout veer

  1. Onder ‘zout veer’ wordt verstaan: schip waarmee tegelijkertijd voertuigen en passagiers, andere dan de bemanning van de voertuigen, worden vervoerd over een van de volgende trajecten:
    1. Texel-Den Helder;
    2. Vlieland-Harlingen;
    3. Terschelling-Harlingen;
    4. Ameland-Holwerd;
    5. Lauwersoog-Schiermonnikoog.
  2. Onder ‘open rijdek’ wordt verstaan: rijdek op een schip waarop het openen van de boegdeur en de hekdeur geen negatief effect heeft op de lekstabiliteit van het schip.
  3. Het vervoer van gevaarlijke stoffen op zoute veren in tanks of in colli in hoeveelheden die niet onder de vrijstelling van 1.1.3.6 ADR vallen is niet toegestaan, met uitzondering van de in tabel 2 vermelde stoffen.
  4. Het vervoer van de in tabel 2 vermelde gevaarlijke stoffen is slechts toegestaan indien:
    1. ten hoogste twee transporteenheden als laatste geplaatst zijn op een open rijdek; of
    2. ten hoogste één transporteenheid als laatste geplaatst is op een gesloten rijdek.
  5. Op een gesloten rijdek van een zout veer wordt geen transporteenheid geplaatst die beladen is met stoffen van klasse 3 met verpakkingsgroep I en II.
  6. Rondom de transporteenheden, beladen met gevaarlijke stoffen, wordt tijdens de vaart in het horizontale vlak ten opzichte van andere voertuigen een vrije ruimte aangehouden van ten minste twee meter. Ten opzichte van passagiers wordt tijdens de vaart een afstand van ten minste vijf meter aangehouden.
  7. De bestuurder of bijrijder van een transporteenheid met gevaarlijke stoffen houdt tijdens de vaart toezicht op zijn voertuig.
  8. De bestuurder van een transporteenheid beladen met gevaarlijke stoffen die zijn vermeld in tabel 2, verstrekt, alvorens een zout veer op te rijden, aan de schipper of kapitein dan wel aan een daartoe aangewezen personeelslid van de waldienst de benodigde informatie omtrent de aard en hoeveelheid gevaarlijke stoffen.
  9. Rederijen kunnen aanvullende of beperkende maatregelen treffen.

 

UN nummer Naam
1072 Zuurstof, samengeperst
1202 (1,2,3) Dieselolie of Gasolie of Stookolie, light
1203 Benzine
1223 Kerosine
1791 (1,2) Hypochloriet, oplossing
1863 (1,2,3,4) Brandstof voor straalvliegtuigen
1951 Argon, sterk gekoeld, vloeibaar
1977 Stikstof, sterk gekoeld, vloeibaar
2796 Zwavelzuur met ten hoogste 51% zuur of Accumulatorvloeistof, zuur
3082 Milieugevaarlijke stof, N.E.G.
3257 (1,2) Verwarmde vloeistof, N.E.G.
3295 (1,2,3,4) Koolwaterstoffen, vloeibaar, N.E.G.
3373 (1,2) Biologische stof categorie B
  Lege tanks, voertuigen of containers ongereinigd van hierboven genoemde stoffen

 

ARTIKEL 8

Pont
Bij het kruisen van een binnenwater zijn op het vervoer van voertuigen op schepen anders dan een zout veer als bedoeld in artikel 7, de volgende voorschriften van toepassing:

  1. een transporteenheid beladen met ontplofbare stoffen en voorwerpen van klasse 1 wordt met voorrang op de pont toegelaten boven andere voertuigen of personen;
  2. tijdens een transport als bedoeld in onderdeel a bevinden zich geen andere voertuigen of personen op de pont, tenzij deze personen behoren tot de bemanning van de transporteenheid dan wel benodigd zijn voor de bediening van de pont;
  3. transporteenheden met tank(s) geëtiketteerd en gekenmerkt ingevolge randnummers 5.3.1 en 5.3.2 van bijlage 1 worden zodanig op de pont geplaatst dat zij snel kunnen worden verwijderd; en
  4. de bestuurder van een transporteenheid, beladen met gevaarlijke stoffen, verstrekt, alvorens de pont op te rijden, aan de schipper dan wel aan een daartoe aangewezen personeelslid van de waldienst de benodigde informatie omtrent aard en de hoeveelheid van de vervoerde gevaarlijke stoffen.

 

ARTIKEL 9

Vervallen

ARTIKEL 10

Toelating van voertuigen

  1. In Nederland geregistreerde, ingevolge deze regeling keuringsplichtige voertuigen als bedoeld in randnummer 9.1.3.1 van bijlage 1, kunnen overeenkomstig hun bestemming worden gebruikt, indien zij zijn goedgekeurd door de Dienst Wegverkeer.
  2. De goedkeuring wordt geweigerd, indien een voertuig als bedoeld in het eerste lid naar het oordeel van de Dienst Wegverkeer niet voldoet aan deze regeling.
  3. In afwijking van het tweede lid kunnen voertuigen, waarvan de technische inrichting en uitrusting niet voldoen aan deze regeling, worden goedgekeurd indien de technische inrichting en uitrusting der voertuigen naar het oordeel van de Dienst Wegverkeer een ten minste gelijkwaardige veiligheid bieden.
  4. De eigenaar of houder van een voertuig als bedoeld in het eerste lid stelt na een aanrijding of ongeval waardoor beschadiging van het voertuig is ontstaan, de Dienst Wegverkeer hiervan onverwijld in kennis.
  5. De eigenaar of houder van een voertuig als bedoeld in het eerste lid zorgt dat dit voertuig voor onderzoek aan de Dienst Wegverkeer wordt aangeboden:
    1. telkenmale voordat de laatste goedkeuring haar geldigheid verliest;
    2. na een belangrijke herstelling; of
    3. wanneer de Dienst Wegverkeer een onderzoek om redenen van veiligheid noodzakelijk acht.
  6. Indien uit het onderzoek, bedoeld in het vijfde lid, blijkt dat een voertuig als bedoeld in het eerste lid niet aan deze regeling voldoet, is de eigenaar of houder ervan verplicht te zorgen dat dit niet weer in gebruik wordt genomen voordat uit een hernieuwd onderzoek is gebleken dat de door de Dienst Wegverkeer nodig geachte voorzieningen zijn aangebracht; in afwachting van het hernieuwde onderzoek kan de Dienst Wegverkeer het keuringsdocument innemen of doen innemen. De eigenaar of houder is alsdan verplicht op eerste vordering van of vanwege de Dienst Wegverkeer het keuringsdocument af te geven.
  7. Indien een voertuig als bedoeld in het eerste lid niet overeenkomstig het bepaalde in het zesde lid voor keuring wordt aangeboden, kan de Dienst Wegverkeer het keuringsdocument innemen of doen innemen. De eigenaar of houder is alsdan verplicht het keuringsdocument aan hem af te geven.

 

ARTIKEL 11

Bewaartermijn opleidingsdossiers
De werkgever bewaart de dossiers, bedoeld in randnummers 1.3.3 en 1.10.2.4 van bijlage 1 gedurende de arbeidsrelatie met de werknemer, die de opleiding heeft genoten.

ARTIKEL 12

Uitzondering verplichting veiligheidsadviseur
De voorschriften onder randnummer 1.8.3 van bijlage 1 zijn niet van toepassing op ondernemingen als bedoeld in randnummer 1.8.3.2.

 

Hoofdstuk III. Implementatie van richtlijn nr. 95/50/EG betreffende uniforme procedures voor de controle op het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg

ARTIKEL 1

De Inspecteur-Generaal van de Inspectie Leefomgeving en Transport legt jaarlijks in november aan de Minister ter goedkeuring voor een plan inzake het in het volgende jaar te houden toezicht op de naleving op het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, bedoeld in artikel 2.

 

ARTIKEL 2

  1. Het toezicht op de naleving waarvoor met inachtneming van artikel 1 een plan wordt opgesteld:
    1. heeft betrekking op een representatief deel van het vervoer;
    2. wordt verricht overeenkomstig artikel 3 van verordening (EEG) nr. 4060/89 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 december 1989 inzake de afschaffing van controles aan de grenzen van de lidstaten voor wegvervoer en binnenvaart (PbEG L 390) en verordening (EEG) nr. 39123/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 december 1992 inzake in de Gemeenschap in het wegvervoer en de binnenvaart uitgevoerde controles van in een derde land ingeschreven of tot het verkeer toegelaten vervoermiddelen (PbEG L 359);
    3. wordt uitgevoerd met toepassing van de controlelijst, bedoeld in bijlage I van richtlijn nr.95/50/EG;
    4. wordt uitgevoerd door middel van steekproeven en omvat zoveel mogelijk een groot deel van het wegennet.
  2. Wanneer het toezicht is uitgevoerd, ontvangt de bestuurder van het betrokken voertuig een verklaring van de verrichte controle, welke verklaring zoveel mogelijk luidt conform de controlelijst, bedoeld in bijlage I van richtlijn nr. 95/50/EG.

 

ARTIKEL 3

  1. De plaats waar het toezicht op de naleving, bedoeld in artikel 1, wordt gehouden, wordt zodanig gekozen, dat het mogelijk is de voertuigen die in overtreding zijn, opnieuw met de voorschriften in overeenstemming te brengen of deze voertuigen zo nodig ter plaatse of elders een doorrijverbod op te leggen, zonder dat de veiligheid daardoor in gevaar wordt gebracht.
  2. Indien het toezicht op de naleving in de onderneming wordt gehouden en overtredingen zijn vastgesteld overeenkomstig bijlage II van richtlijn nr. 95/50/EG, wordt het betrokken vervoer voor het verlaten van de onderneming in overeenstemming gebracht met de voorschriften, dan wel worden andere naar het oordeel van de Minister gepaste maatregelen genomen.

 

ARTIKEL 4

Indien bij het toezicht op de naleving als bedoeld in artikel 1 dan wel anderszins blijkt van naar het oordeel van de Minister of van de Inspecteur-Generaal van de Inspectie Leefomgeving en Transport, ernstige of herhaalde overtredingen die een gevaar voor de veiligheid van het vervoer van gevaarlijke stoffen opleveren en die zijn begaan met een in een andere lidstaat van de Europese Unie ingeschreven voertuig of gevestigde onderneming, doet de Inspecteur-Generaal van de Inspectie Leefomgeving en Transport of de Minister daarvan onverwijld mededeling aan de bevoegde instantie van de desbetreffende lidstaat.

 

ARTIKEL 5

Indien een bevoegde instantie van een andere lidstaat van de Europese Unie de Minister mededeling doet van het vermoeden van ernstige of herhaalde overtredingen die een gevaar voor de veiligheid van het vervoer van gevaarlijke stoffen opleveren en die zijn begaan met een in Nederland ingeschreven voertuig of in Nederland gevestigde onderneming, vergezeld van het verzoek tegen de overtreder passende maatregelen te treffen, doet de Minister aan die instantie mededeling van de genomen maatregelen.

 

ARTIKEL 6

Indien een bevoegde instantie van een andere lidstaat van de Europese Unie de Minister mededeling doet van het vermoeden van ernstige of herhaalde overtredingen, die tijdens het toezicht op de naleving door het ontbreken van de noodzakelijke voorzieningen niet kunnen worden aangetoond, verleent de Minister de desbetreffende bevoegde instantie de nodige bijstand en doet mededeling van de resultaten van het daartoe in de betrokken onderneming uitgevoerde toezicht op de naleving.