Skip to main content

ALGEMENE VOORSCHRIFTEN


UN NUMMER
1027

OMSCHRIJVING :

CYCLOPROPAAN

VERPAKKINGSGROEP : N.V.T.

Brandbaar gas

GEVARENKLASSE : 2

2.2.2

Klasse 2 Gassen

2.2.2.1

Criteria

2.2.2.1.1

De titel van klasse 2 omvat zuivere gassen, gasmengsels, mengsels van één of meer gassen met één of meer andere stoffen, alsmede voorwerpen die dergelijke stoffen bevatten.

Onder gassen worden stoffen verstaan, die

  1. bij 50 graden C een dampdruk hebben hoger dan 300 kPa (3 bar); of
  2. bij 20 graden C en de standaarddruk van 101,3 kPa volledig gasvormig zijn.

Opmerking 1: UN 1052 FLUORWATERSTOF, WATERVRIJ, is echter een stof van klasse 8.

Opmerking 2: Een zuiver gas mag andere bestanddelen bevatten, die afkomstig zijn van het productieproces of die worden toegevoegd om de stabiliteit van het product te handhaven, onder voorwaarde dat de concentratie van deze bestanddelen niet de indeling of de vervoersvoorwaarden, zoals vullingsgraad, vuldruk of beproevingsdruk wijzigt.

Opmerking 3: De n.e.g.-posities in de subsectie 2.2.2.3 omvatten zowel zuivere gassen als gasmengsels.

 

2.2.2.1.2

De stoffen en voorwerpen van de klasse 2 zijn als volgt ingedeeld:

  1. Samengeperst gas: een gas dat, indien het voor vervoer onder druk is verpakt, bij -50 graden C geheel gasvormig is; deze categorie omvat alle gassen met een kritische temperatuur van tenhoogste -50 graden C;
  2. Vloeibaar gemaakt gas: een gas dat indien het voor vervoer onder druk is verpakt, bij temperaturen hoger dan -50 graden C gedeeltelijk vloeibaar is. Onderscheid wordt gemaakt tussen:
    • onder hoge druk vloeibaar gemaakt gas: een gas met een kritische temperatuur hoger dan -50 graden C en ten hoogste + 65 graden C; en
    • onder lage druk vloeibaar gemaakt gas: een gas met een kritische temperatuur boven + 65 graden C;
  3. Sterk gekoeld, vloeibaar gemaakt gas: een gas dat, indien het verpakt is voor vervoer, vanwege zijn lage temperatuur gedeeltelijk vloeibaar is.
  4. Opgelost gas: een gas dat, indien het voor vervoer onder druk is verpakt, in een oplosmiddel in vloeibare fase is opgelost;
  5. Spuitbussen en houders, klein, met gas (gaspatronen);
  6. Andere voorwerpen, die gas onder druk bevatten;
  7. Drukloze gassen die aan bijzondere voorschriften onderworpen zijn (gasmonsters);
  8. Chemische stoffen onder druk: vloeibare, pasteuze of poedervormige stoffen, onder druk gezet met een voortdrijvende stof die voldoet aan de definitie van een samengeperst of vloeibaar gemaakt gas en mengsels daarvan.
  9. Geadsorbeerd gas: een gas dat, wanneer het ten vervoer wordt verpakt, op een vast en poreus materiaal wordt geadsorbeerd, resulterend in een inwendige druk in de houder van minder dan 101,3 kPa bij 20 °C en minder dan 300 kPa bij 50 °C.

 

2.2.2.1.3

De stoffen en voorwerpen (uitgezonderd spuitbussen en chemische stoffen onder druk) van klasse 2, zijn op grond van hun gevaarseigenschappen in één van de volgende groepen ingedeeld:

  • A verstikkend;
  • O oxiderend;
  • F brandbaar;
  • T giftig;
  • TF giftig, brandbaar;
  • TC giftig, bijtend;
  • TO giftig, oxiderend;
  • TFC giftig, brandbaar, bijtend;
  • TOC giftig, oxiderend, bijtend.

Indien gassen of gasmengsels volgens de criteria gevaarlijke eigenschappen bezitten, die verbonden zijn aan meer dan één groep, hebben groepen, aangeduid met letter T voorrang boven alle andere groepen. De groepen, aangeduid met letter F hebben voorrang boven de groepen, aangeduid met letters A of O.

Opmerking 1: In de VN-modelbepalingen, de IMDG Code en in de Technische instructies van de ICAO zijn de gassen op grond van hun overheersende gevaar in één van de volgende drie subklassen ingedeeld:

  • subklasse 2.1: brandbare gassen (komt overeen met de groepen, aangeduid met hoofdletter F).
  • subklasse 2.2: niet brandbare, niet giftige gassen (komt overeen met de groepen, aangeduid met hoofdletter A of O).
  • subklasse 2.3: giftige gassen (komt overeen met de groepen, aangeduid met hoofdletter T, d.w.z. T, TF, TC, TO, TFC en TOC).

Opmerking 2: Houders, klein, met gas (UN-nummer 2037) moeten overeenkomstig het gevaar van de inhoud in de groepen A t/m TOC worden ingedeeld. Voor spuitbussen (UN-nummer 1950, zie 2.2.2.1.6. Voor chemische stoffen onder druk (UN-nummers 3500 t/m 3505), zie 2.2.2.1.7.

Opmerking 3: Bijtende gassen worden als giftig beschouwd en zijn derhalve ingedeeld in de groepen TC, TFC of TOC.

 

2.2.2.1.4

Indien een in tabel A van hoofdstuk 3.2 met name genoemd mengsel van klasse 2 overeenkomt met andere criteria dan die, genoemd in 2.2.2.1.2 en 2.2.2.1.5, dan moet dit mengsel volgens die criteria worden ingedeeld en wel onder een geschikte n.e.g.-positie.

 

2.2.2.1.5

De stoffen en voorwerpen (uitgezonderd spuitbussen en chemische stoffen onder druk) die niet met name zijn genoemd in tabel A van hoofdstuk 3.2 moeten volgens 2.2.2.1.2 en 2.2.2.1.3 worden ingedeeld in een in 2.2.2.3 vermelde verzamelaanduiding. De volgende criteria zijn van toepassing:

Verstikkende gassen
Niet oxiderende, niet brandbare en niet giftige gassen, die de zuurstof, welke gewoonlijk in de atmosfeer aanwezig is, verdunnen of verdringen.

Brandbare gassen
Gassen die bij 200C en de standaarddruk van 101,3 kPa

  1. in een mengsel van ten hoogste 13 vol.-% gas met lucht brandbaar zijn; of
  2. onafhankelijk van de onderste explosiegrens een explosiegebied met lucht bezitten van ten minste 12 %.

De brandbaarheid moet worden vastgesteld door beproevingen of door berekeningen volgens de methoden welke door de ISO zijn aanvaard (zie ISO-norm 10156:2010).

Indien voor de toepassing van deze methoden onvoldoende gegevens ter beschikking staan, mogen gelijkwaardige beproevingsmethoden, die door de bevoegde autoriteit van het land van herkomst zijn erkend, worden toegepast.

Indien het land van herkomst geen Overeenkomstsluitende Partij bij het ADR is, dan moeten deze methoden worden erkend door de bevoegde autoriteit van de eerste Overeenkomstsluitende Partij bij het ADR, die bij de zending betrokken is.

Oxiderende gassen
Gassen die, in het algemeen door het verschaffen van zuurstof, de verbranding van andere stoffen in sterkere mate kunnen veroorzaken of bevorderen dan lucht. Dit zijn zuivere gassen of gasmengsels met een oxiderende werking hoger dan 23,5%, bepaald volgens een methode aangegeven in ISO 10156:2010.

Giftige gassen
Opmerking: Gassen, die gedeeltelijk of volledig vanwege hun bijtende eigenschappen aan de criteria voor de giftigheid voldoen, moeten als giftig worden ingedeeld. Voor het mogelijke bijkomende gevaar van bijtende werking, zie ook de criteria onder de titel "Bijtende gassen".
Gassen waarvan,

  1. bekend is dat zij zo giftig of bijtend voor de mens zijn, dat zij een gevaar voor de gezondheid betekenen; of
  2. wordt aangenomen dat zij giftig of bijtend voor de mens zijn, omdat bij de proeven volgens 2.2.61.1 hun LC50-waarde voor de acute giftigheid lager dan of gelijk aan 5000 ml/m3 (ppm) is.

Voor de indeling van gasmengsels (met inbegrip van dampen van stoffen van andere klassen) mag de
volgende formule worden gebruikt:

 

2.2.2.1.5 1

waarin

  • fi = molaire fractie van de i-de component van het mengsel
  • Ti= giftigheidskengetal van de i-de component van het mengsel.De Ti-waarde is gelijk aan de LC50-waarde, aangegeven in verpakkingsinstructie P200 van 4.1.4.1.

    Is de LC50-waarde in verpakkingsinstructie P200 van 4.1.4.1 niet aangegeven, dan moet de in de
    wetenschappelijke literatuur aanwezige LC50-waarde worden gebruikt.

    Is de LC50-waarde niet bekend, dan wordt het giftigheidskengetal berekend uitgaande van de laagste
    LC50-waarde van stoffen met gelijksoortige fysiologische en chemische eigenschappen, of, als dit de
    enige praktische mogelijkheid is, door het uitvoeren van proeven.

Bijtende gassen
Gassen of gasmengsels, die volledig vanwege hun bijtende werking aan de criteria voor de giftigheid voldoen,
moeten als giftig met bijkomend gevaar bijtend worden ingedeeld.

Een gasmengsel, dat als giftig wordt beschouwd vanwege het gecombineerde effect van bijtende werking en
giftigheid, heeft als bijkomend gevaar de bijtende werking indien op grond van menselijke ervaring bekend is,
dat het mengsel een destructieve werking heeft op de huid, de ogen, of de slijmvliezen, of als de LC50-waarde
van de bijtende componenten van het mengsel, berekend volgens de volgende formule lager dan of gelijk aan
5000 ml/m3 (ppm) is:

2.2.2.1.5 2

waarin:

  • fci = molaire fractie van de i-de bijtende component van het mengsel
  • Tci = giftigheidskengetal van de i-de bijtende component van het mengsel.
    De Tci-waarde is gelijk aan de LC50-waarde, aangegeven in verpakkingsinstructie P200 van 4.1.4.1.

    Is de LC50-waarde in verpakkingsinstructie P200 van 4.1.4.1 niet aangegeven, dan moet de in de
    wetenschappelijke literatuur aanwezige LC50-waarde worden gebruikt.

    Is de LC50-waarde niet bekend, dan wordt het giftigheidskengetal berekend uitgaande van de laagste
    LC50-waarde van stoffen met gelijksoortige fysiologische en chemische eigenschappen, of, als dit de
    enige praktische mogelijkheid is, door het uitvoeren van proeven.

 

2.2.2.1.6

Spuitbussen

Spuitbussen (UN-nummer 1950) worden overeenkomstig hun gevaarseigenschappen als volgt in één van de
volgende groepen ingedeeld:

  • A verstikkend;
  • O oxiderend;
  • F brandbaar;
  • T giftig;
  • C bijtend;
  • CO bijtend, oxiderend;
  • FC brandbaar, bijtend;
  • TF giftig, brandbaar;
  • TC giftig, bijtend;
  • TO giftig, oxiderend;
  • TFC giftig, brandbaar, bijtend;
  • TOC giftig, oxiderend, bijtend.

De classificatie hangt af van de aard van de inhoud van de spuitbus.

Opmerking: Gassen die voldoen aan de definitie van giftige gassen volgens 2.2.2.1.5 en gassen die in noot c van tabel 2 van verpakkingsinstructie P200 in 4.1.4.1 als "Wordt beschouwd als pyrofoor" zijn aangemerkt, mogen in een spuitbus niet als drijfgas worden gebruikt. Spuitbussen met een inhoud die wat betreft giftigheid of bijtende eigenschappen aan de criteria voor verpakkingsgroep I voldoet, zijn niet ten vervoer toegelaten (zie ook 2.2.2.2.2).

De volgende criteria zijn van toepassing:

  1. Indeling in groep A is van toepassing indien de inhoud volgens de subparagrafen b) t/m f) hieronder niet aan de criteria voor enige andere groep voldoet;
  2. Indeling in groep O is van toepassing indien de spuitbus volgens 2.2.2.1.5 een oxiderend gas bevat;
  3. Indeling in groep F is van toepassing, indien de inhoud ten minste 85 massa-% brandbare bestanddelen bevat en de chemische verbrandingswarmte ten minste 30 kJ/g bedraagt. Indeling in groep F is niet van toepassing, indien de inhoud ten hoogste 1 massa-% brandbare bestanddelen bevat en de chemische verbrandingswarmte minder dan 20 kJ/g bedraagt. In andere gevallen moet de spuitbus overeenkomstig de in het Handboek beproevingen en criteria, deel III, sectie 31 beschreven beproevingen op brandbaarheid worden beproefd. Spuitbussen met zeer brandbare en brandbare componenten moeten in groep F worden ingedeeld;

    Opmerking: Brandbare bestanddelen zijn brandbare vloeistoffen, brandbare vaste stoffen of de in het Handboek beproevingen en criteria, deel III, subsectie 31.1.3, Opmerking 1 tot en met 3 gedefinieerde brandbare gassen of gasmengsels. Onder deze aanduiding vallen pyrofore, voor zelfverhitting vatbare of met water reagerende stoffen niet. De chemische verbrandingswarmte moet door middel van een van de volgende methoden worden vastgesteld: ASTM D 240, ISO/FDIS 13943:1999 (E/F) 86.1 tot en met 86.3 of NFPA 30B;

  4. Indeling in groep T is van toepassing indien de inhoud, met uitzondering van het drijfgas van spuitbussen, wordt ingedeeld in klasse 6.1, verpakkingsgroep II of III;
  5. Indeling in groep C is van toepassing indien de inhoud, met uitzondering van het drijfgas van spuitbussen, voldoet aan de criteria voor klasse 8, verpakkingsgroep II of III;
  6. Indien aan de criteria voor meer dan één groep uit de groepen O, F, T en C voldaan wordt, is indeling in de desbetreffende groepen CO, FC, TF, TC, TO, TFC of TOC van toepassing.

 

2.2.2.1.7

Chemische stoffen onder druk


Chemische stoffen onder druk (UN-nummers 3500 t/m 3505) zijn op grond van hun gevaarseigenschappen in één van de volgende groepen ingedeeld:

  • A verstikkend;
  • F brandbaar;
  • T giftig;
  • C bijtend;
  • FC brandbaar, bijtend;
  • TF giftig, brandbaar.

De indeling hangt af van de gevaarskenmerken van de bestanddelen in de verschillende aggregatietoestanden:
voortdrijvende stof;

  • vloeistof; of
  • vaste stof.

Opmerking 1: Gassen die voldoen aan de definitie van giftige gassen of oxiderende gassen volgens 2.2.2.1.5 of gassen die in noot c van tabel 2 van verpakkingsinstructie P200 in 4.1.4.1 als "Wordt beschouwd als pyrofoor" zijn aangemerkt, mogen in chemische stoffen onder druk niet als voortdrijvende stof worden gebruikt.

Opmerking 2: Chemische stoffen onder druk met een inhoud die voldoet aan de criteria voor verpakkingsgroep I wat betreft giftigheid of bijtende werking of met een inhoud die voldoet aan zowel de criteria voor verpakkingsgroep II of III wat betreft giftigheid als de criteria voor verpakkingsgroep II of III wat betreft bijtende werking, zijn niet ten vervoer toegelaten onder deze UN-nummers.

Opmerking 3: Chemische stoffen onder druk met bestanddelen die de eigenschappen bezitten van klasse 1; vloeibare ontplofbare stoffen in niet explosieve toestand van klasse 3; zelfontledende stoffen en vaste ontplofbare stoffen in niet explosieve toestand van klasse 4.1; klasse 4.2; klasse 4.3; klasse 5.1; klasse 5.2; klasse 6.2; of klasse 7, zijn niet ten vervoer toegelaten onder deze UN-nummers.

Opmerking 4: Een chemische stof onder druk in een spuitbus moet onder UN-nummer 1950 worden vervoerd.
De volgende criteria zijn van toepassing:

  1. Indeling in groep A is van toepassing indien de inhoud volgens de subparagrafen b) t/m e) hieronder niet aan de criteria voor enige andere groep voldoet;
  2. indeling in groep F is van toepassing indien een van de bestanddelen, waarbij het om een zuivere stof of een mengsel kan gaan, als een brandbare stof moet worden geclassificeerd. Brandbare bestanddelen zijn brandbare vloeistoffen en vloeistofmengsels, brandbare vaste stoffen en vaste mengsels of brandbare gassen en gasmengsels die aan de volgende criteria voldoen:
    1. Een brandbare vloeistof is een vloeistof met een vlampunt van ten hoogste 93 oC;
    2. Een brandbare vaste stof is een vaste stof die voldoet aan de criteria van 2.2.41.1;
    3. Een brandbaar gas is een gas dat voldoet aan de criteria van 2.2.2.1.5;
  3. Indeling in groep T is van toepassing indien de inhoud, met uitzondering van de voortdrijvende stof, wordt geclassificeerd als gevaarlijke goederen van klasse 6.1, verpakkingsgroep II of III;
  4. Indeling in groep C is van toepassing indien de inhoud, met uitzondering van de voortdrijvende stof, wordt geclassificeerd als gevaarlijke goederen van klasse 8, verpakkingsgroep II of III;
  5. Indien aan de criteria voor twee groepen uit de groepen F, T en C wordt voldaan, is indeling in groep FC of TF van toepassing, naar gelang van het geval.

 

2.2.2.2

Niet ten vervoer toegelaten gassen

2.2.2.2.1

De chemisch instabiele stoffen van klasse 2 zijn niet ten vervoer toegelaten, tenzij de noodzakelijke voorzorgsmaatregelen zijn getroffen om elke mogelijkheid van een gevaarlijke ontleding of polymerisatie, onder normale vervoersomstandigheden te verhinderen, of tenzij het vervoer plaatsvindt volgens bijzonder verpakkingsvoorschrift (r) van verpakkingsinstructie P200 (10) van 4.1.4.1 van het ADR, voor zover van toepassing. Voor de benodigde voorzorgsmaatregelen om polymerisatie te voorkomen, zie bijzondere bepaling 386 van hoofdstuk 3.3. Hiertoe moet er in het bijzonder voor worden zorg gedragen dat de houders en tanks geen stoffen bevatten die deze reacties kunnen bevorderen.

 

2.2.2.2.2

De volgende stoffen en mengsels zijn niet ten vervoer toegelaten:

  • UN 2186 WATERSTOFCHLORIDE (CHLOORWATERSTOF), STERK GEKOELD, VLOEIBAAR;
  • UN 2421 DISTIKSTOFTRIOXIDE;
  • UN 2455 METHYLNITRIET;
  • Sterk gekoelde, vloeibaar gemaakte gassen die niet onder classificatiecode 3 A, 3 O of 3 F kunnen worden ingedeeld;
  • Opgeloste gassen die niet onder één van de UN-nummers 1001, 2073 of 3318 kunnen worden ingedeeld.
  • Spuitbussen waarin als drijfgas gassen worden gebruikt die giftig zijn volgens 2.2.2.1.5 of pyrofoor volgens verpakkingsinstructie P200 in 4.1.4.1;
  • Spuitbussen met een inhoud die wat betreft giftigheid of bijtende eigenschappen aan de criteria voor verpakkingsgroep I voldoet (zie 2.2.61 en 2.2.8);
  • Houders, klein, met gas, die gassen bevatten die zeer giftig zijn (LC50-waarde lager dan 200 ppm) of pyrofoor volgens verpakkingsinstructie P200 in 4.1.4.1.

 

2.2.2.3

Lijst van verzamelaanduidingen

 

Samengeperste gassen
Classificatie
code
UN
Nr
BENAMING VAN DE STOF OF HET VOORWERP
1 A 1956 SAMENGEPERST GAS, N.E.G.
1 O 3156 SAMENGEPERST GAS, OXIDEREND, N.E.G.
1 F 1964 MENGSEL VAN KOOLWATERSTOFGASSEN, SAMENGEPERST, N.E.G.
1954 SAMENGEPERST GAS, BRANDBAAR, N.E.G.
1T 1955 SAMENGEPERST GAS, GIFTIG, N.E.G.
1 TF 1953 SAMENGEPERST GAS, GIFTIG, BRANDBAAR, N.E.G.
1 TC 3304 SAMENGEPERST GAS, GIFTIG, BIJTEND, N.E.G.
1 TO 3303 SAMENGEPERST GAS, GIFTIG, OXIDEREND, N.E.G.
1 TFC 3305 SAMENGEPERST GAS, GIFTIG, BRANDBAAR, BIJTEND, N.E.G.
1 TOC 3306 SAMENGEPERST GAS, GIFTIG, OXIDEREND, BIJTEND, N.E.G.

Vloeibaar gemaakte gassen
Classificatie-code UN
Nr
BENAMING VAN DE STOF OF HET VOORWERP
2 A 1058 VLOEIBAAR GEMAAKTE GASSEN, niet brandbaar, onder een atmosfeer van stikstof, kool(stof)dioxide of lucht
1078 KOELGAS, N.E.G. zoals mengsels van de met R       aangeduide gassen
die als:
mengsel F 1, bij 70 °C een dampdruk bezitten van ten hoogste 1,3 MPa (13 bar) en bij 50 °C een dichtheid niet lager dan die van dichloorfluormethaan (1,30 kg/l);
mengsel F 2, bij 70 °C een dampdruk bezitten van ten hoogste 1,9 MPa (19 bar) en bij 50 °C een dichtheid niet lager dan die van dichloordifluormethaan (1,21 kg/l)
mengsel F 3, bij 70 °C een dampdruk bezitten van ten hoogste 3 MPa (30 bar) en bij 50 °C een dichtheid niet lager dan die van chloordifluormethaan (1,09 kg/l)
Opmerking:
Trichloorfluormethaan (koelmiddel R 11), 1,1,2-trichloor-1,2,2-trifluor- ethaan (koelmiddel R 113), 1,1,1-trichloor-2,2,2-trifluorethaan (koelmiddel R 113a), 1-chloor-1,2,2-trifluorethaan (koelmiddel R 133) en 1-chloor- 1,1,2-trifluorethaan (koelmiddel R 133b) zijn geen stoffen van klasse 2. Zij kunnen evenwel bestanddeel zijn van de mengsels F 1 t/m F 3.
1968 INSECTICIDE, GAS, N.E.G.
3163 VLOEIBAAR GEMAAKT GAS, N.E.G.
2 O 3157 VLOEIBAAR GEMAAKT GAS, OXIDEREND, N.E.G.
2 F 1010 MENGSEL VAN BUTADIENEN EN KOOLWATERSTOF,
GESTABILISEERD, dat bij 70 °C een dampdruk bezit van ten hoogste 1,1 MPa (11 bar) en bij 50 °C een dichtheid van ten minste 0,525 kg/l
Opmerking: Butadienen, gestabiliseerd, zijn ook ingedeeld onder UN- nummer 1010, zie hoofdstuk 3.2, tabel A.
1060 MENGSEL VAN METHYLACETYLEEN EN PROPADIEEN,
GESTABILISEERD zoals mengsel van methylacetyleen en propadieen met koolwaterstoffen, dat als:
mengsel P1, ten hoogste 63 vol.-% methylacetyleen en propadieen en ten hoogste 24 vol.-% propaan en propeen bevat; het gehalte verzadigde C4- koolwaterstoffen moet ten minste 14 vol.-% bedragen;
mengsel P2, ten hoogste 48 vol.- % methylacetyleen en propadieen en ten hoogste 50 vol.-% propaan en propeen bevat; het gehalte verzadigde C4- koolwaterstoffen moet ten minste 5 vol.-% bedragen,
alsmede mengsels van propadieen met 1 % t/m 4 % methylacetyleen
2 F 1965 MENGSEL VAN KOOLWATERSTOFGASSEN, VLOEIBAAR GEMAAKT, N.E.G.
zoals mengsels, die als:
mengsel A bij 70 °C een dampdruk bezitten van ten hoogste 1,1 MPa (11 bar) en bij 50 °C een dichtheid van ten minste 0,525 kg/l;
mengsel A 01 bij 70 °C een dampdruk bezitten van ten hoogste 1,6 MPa (16 bar) en bij 50 °C een dichtheid van ten minste 0,516 kg/l;
mengsel A 02 bij 70 °C een dampdruk bezitten van ten hoogste 1,6 MPa (16 bar) en bij 50 °C een dichtheid van ten minste 0,505 kg/l;
mengsel A 0 bij 70 °C een dampdruk bezitten van ten hoogste 1,6 MPa (16 bar) en bij 50 °C een dichtheid van ten minste 0,495 kg/l;
mengsel A 1 bij 70 °C een dampdruk bezitten van ten hoogste 2,1 MPa (21 bar) en bij 50 °C een dichtheid van ten minste 0,485 kg/l;
mengsel B 1 bij 70 °C een dampdruk bezitten van ten hoogste 2,6 MPa (26 bar) en bij 50 °C een dichtheid van ten minste 0,474 kg/l;
mengsel B 2 bij 70 °C een dampdruk bezitten van ten hoogste 2,6 MPa (26 bar) en bij 50 °C een dichtheid van ten minste 0,463 kg/l;
mengsel B bij 70 °C een dampdruk bezitten van ten hoogste 2,6 MPa (26 bar) en bij 50 °C een dichtheid van ten minste 0,450 kg/l;
mengsel C bij 70 °C een dampdruk bezitten van ten hoogste 3,1 MPa (31 bar) en bij 50 °C een dichtheid van ten minste 0,440 kg/l.
Opmerking 1: Als benaming van de stof voor bovengenoemde gasmengsels mogen ook de navolgende handelsnamen worden gebruikt: BUTAAN voor mengsels A, A 01, A 02 en A 0, en PROPAAN voor mengsel C.
Opmerking 2: Bij vervoer voorafgaand aan of aansluitend op zee- of luchtvervoer mag de positie 1075 PETROLEUMGASSEN, VLOEIBAAR GEMAAKT worden gebruikt in plaats van 1965 MENGSEL VAN KOOLWATERSTOFGASSEN, VLOEIBAAR GEMAAKT, N.E.G.
3354 INSECTICIDE, GAS, BRANDBAAR, N.E.G.
3161 VLOEIBAAR GEMAAKT GAS, BRANDBAAR, N.E.G.
2 T 1967 INSECTICIDE, GAS, GIFTIG, N.E.G.
3162 VLOEIBAAR GEMAAKT GAS, GIFTIG, N.E.G.
2 TF 3355 INSECTICIDE, GAS, GIFTIG, BRANDBAAR, N.E.G.
3160 VLOEIBAAR GEMAAKT GAS, GIFTIG, BRANDBAAR, N.E.G.
2 TC 3308 VLOEIBAAR GEMAAKT GAS, GIFTIG, BIJTEND, N.E.G.
2 TO 3307 VLOEIBAAR GEMAAKT GAS, GIFTIG, OXIDEREND, N.E.G.
2 TFC 3309 VLOEIBAAR GEMAAKT GAS, GIFTIG, BRANDBAAR, BIJTEND, N.E.G.
2 TOC 3310 VLOEIBAAR GEMAAKT GAS, GIFTIG, OXIDEREND, BIJTEND, N.E.G.

Sterk gekoelde, vloeibaar gemaakte gassen
Classificatie-
code
UN
Nr
BENAMING VAN DE STOF OF HET VOORWERP
3 A 3158 STERK GEKOELD, VLOEIBAAR GAS, N.E.G.
3 O 3311 STERK GEKOELD, VLOEIBAAR GAS, OXIDEREND, N.E.G.
3 F 3312 STERK GEKOELD, VLOEIBAAR GAS, BRANDBAAR, N.E.G.

Opgeloste gassen
Classificatie-
code
UN
Nr
BENAMING VAN DE STOF OF HET VOORWERP
4 Alleen die in hoofdstuk 3.2, tabel A, met name genoemde stoffen zijn ten vervoer toegelaten

 

Spuitbussen en houders, klein, met gas (gaspatronen)
Classificatie-
code
UN
Nr
BENAMING VAN DE STOF OF HET VOORWERP
5 1950 SPUITBUSSEN (AEROSOLEN)
2037 HOUDERS, KLEIN, MET GAS (GASPATRONEN) zonder aftapinrichting, niet hervulbaar
Andere voorwerpen, die gas onder druk bevatten
Classificatie-
Code
UN-
Nr
BENAMING VAN DE STOF OF HET VOORWERP
6A 2857 KOELMACHINES met niet brandbaar en niet giftig gas of ammoniakoplossing (UN 2672)
3164 VOORWERPEN ONDER PNEUMATISCHE DRUK (met niet brandbaar gas) of
VOORWERPEN ONDER HYDRAULISCHE DRUK (met brandbaar gas)
3538 VOORWERPEN MET NIET BRANDBAAR, NIET GIFTIG GAS, N.E.G.
6F 3150 APPARATEN, KLEIN, MET KOOLWATERSTOFGAS of
3150 NAVULPATRONEN MET KOOLWATERSTOFGAS VOOR KLEINE
APPARATEN, met aftapinrichting
3478

PATRONEN VOOR BRANDSTOFCELLEN, die een vloeibaar gemaakt, brandbaar gas bevatten, of
PATRONEN VOOR BRANDSTOFCELLEN IN APPARATUUR, die een
vloeibaar gemaakt, brandbaar gas bevatten, of
PATRONEN VOOR BRANDSTOFCELLEN VERPAKT MET APPARATUUR, die een vloeibaar gemaakt, brandbaar gas bevatten

3479

PATRONEN VOOR BRANDSTOFCELLEN, die waterstof in een metaalhydride bevatten, of
PATRONEN VOOR BRANDSTOFCELLEN IN APPARATUUR, die waterstof in een metaalhydride bevatten, of
PATRONEN VOOR BRANDSTOFCELLEN VERPAKT METAPPARATUUR, die waterstof in een metaalhydride bevatten

3529 VERBRANDINGSMOTOR, DOOR BRANDBAAR GAS AANGEDREVEN of
MOTOR, BRANDSTOFCEL, DOOR BRANDBAAR GAS AANGEDREVEN of
VERBRANDINGSMACHINES, DOOR BRANDBAAR GAS AANGEDREVEN of
MACHINES, BRANDSTOFCEL, DOOR BRANDBAAR BAS AANGEDREVEN
3537 VOORWERPEN MET BRANDBAAR GAS, N.E.G.
6T 3539 VOORWERPEN MET GIFTIG GAS, N.E.G.

 

Gasmonsters
Classificatie-
code
UN-
Nr
BENAMING VAN DE STOF OF HET VOORWERP
7 F 3167 GASMONSTER, DRUKLOOS, BRANDBAAR, N.E.G., niet sterk gekoeld vloeibaar
7 T 3169 GASMONSTER, DRUKLOOS, GIFTIG, N.E.G., niet sterk gekoeld vloeibaar
7 TF 3168 GASMONSTER, DRUKLOOS, GIFTIG, BRANDBAAR, N.E.G., niet sterk
gekoeld vloeibaar

 

Chemische stoffen onder druk
Classificatie-
code
UN
Nr
BENAMING VAN DE STOF OF HET VOORWERP
8A 3500 CHEMISCHE STOF ONDER DRUK, N.E.G.
8 F 3501 CHEMISCHE STOF ONDER DRUK, BRANDBAAR, N.E.G.
8 T 3502 CHEMISCHE STOF ONDER DRUK, GIFTIG, N.E.G.
8 C 3503 CHEMISCHE STOF ONDER DRUK, BIJTEND,  N.E.G.
8 TF 3504 CHEMISCHE STOF ONDER DRUK, BRANDBAAR, GIFTIG, N.E.G.
8 FC 3505 CHEMISCHE STOF ONDER DRUK, BRANDBAAR, BIJTEND, N.E.G.

 

Geadsorbeerde gassen
Classificatie-
code
UN
Nr
BENAMING VAN DE STOF OF HET VOORWERP
9A 3511 GEADSORBEERD GAS, N.E.G.
9O 3513 GEADSORBEERD GAS, OXIDEREND, N.E.G.
9F 3510 GEADSORBEERD GAS, BRANDBAAR, N.E.G.
9T 3512 GEADSORBEERD GAS, GIFTIG, N.E.G.
9TF 3514 GEADSORBEERD GAS, GIFTIG, BRANDBAAR, N.E.G.
9TC 3516 GEADSORBEERD GAS, GIFTIG, BIJTEND, N.E.G.
9TO 3515 GEADSORBEERD GAS, GIFTIG, OXIDEREND, N.E.G.
9TFC 3517 GEADSORBEERD GAS, GIFTIG, BRANDBAAR, BIJTEND, N.E.G.
9TOC 3518 GEADSORBEERD GAS, GIFTIG, OXIDEREND, BIJTEND, N.E.G.

 

 


CLASSIFICATIECODE 2F

2
Vloeibaar gemaakt gas: een gas dat indien het voor vervoer onder druk is verpakt, bij temperaturen hoger dan -50 oC gedeeltelijk vloeibaar is.

Onderscheid wordt gemaakt tussen:

  • onder hoge druk vloeibaar gemaakt gas: een gas met een kritische temperatuur hoger dan -50 oC en ten hoogste + 65 oC; en
  • onder lage druk vloeibaar gemaakt gas: een gas met een kritische temperatuur boven + 65 oC;

F
Brandbaar


GELIMITEERDE HOEVEELHEDEN : 0

3.4.1

In dit hoofdstuk zijn de voorwaarden opgenomen van toepassing op het vervoer van gevaarlijke goederen van bepaalde klassen in gelimiteerde hoeveelheden. De beperkingen voor de hoeveelheden van toepassing per binnenverpakking of voorwerp, zijn voor elke stof aangegeven in kolom (7a) van tabel A van hoofdstuk 3.2. Bovendien is de hoeveelheid “0” aangegeven in deze kolom voor alle posities die niet ter vervoer overeenkomstig dit hoofdstuk zijn toegelaten.
Gelimiteerde hoeveelheden gevaarlijke goederen die in dergelijke gelimiteerde hoeveelheden verpakt zijn, die voldoen aan de bepalingen van dit hoofdstuk, zijn niet onderworpen aan enige andere bepalingen van het ADR, met uitzondering van de desbetreffende bepalingen van:

  1. Deel 1, hoofdstukken 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.5, 1.6, 1.8, 1.9;
  2. Deel 2;
  3. Deel 3, hoofdstukken 3.1, 3.2, 3.3 [behalve bijzondere bepalingen 61, 178, 181, 220, 274, 625, 633 en 650 e)];
  4. Deel 4, paragrafen 4.1.1.1, 4.1.1.2, 4.1.1.4 t/m 4.1.1.8;
  5. Deel 5, 5.1.2.1 a) i) en b), 5.1.2.2, 5.1.2.3, 5.2.1.10, 5.4.2;
  6. Deel 6, constructievoorschriften van 6.1.4 en paragrafen 6.2.5.1 en 6.2.6.1 t/m 6.2.6.3;
  7. Deel 7, hoofdstuk 7.1 en 7.2.1, 7.2.2, 7.5.1 (behalve 7.5.1.4), 7.5.2.4, 7.5.7, 7.5.8 en 7.5.9;
  8. 8.6.3.3 en 8.6.4.

 

3.4.2

Gevaarlijke goederen mogen uitsluitend zijn verpakt in binnenverpakkingen die in geschikte buitenverpakkingen zijn geplaatst.

Er mogen tussenverpakkingen worden gebruikt. Verder moet voor voorwerpen van subklasse 1.4, compatibiliteitsgroep S, volledig worden voldaan aan de voorschriften van sectie 4.1.5. Het gebruik van binnenverpakkingen is niet noodzakelijk voor het vervoer van voorwerpen zoals spuitbussen of “houders, klein, met gas”.

De totale bruto massa van het collo mag 30 kg niet overschrijden.

 

3.4.3

Behalve voor voorwerpen van subklasse 1.4, compatibiliteitsgroep S, zijn trays omwikkeld met krimp- of rekfolie, die voldoen aan de voorwaarden van 4.1.1.1, 4.1.1.2 en 4.1.1.4 t/m 4.1.1.8, aanvaardbaar als buitenverpakking voor voorwerpen of binnenverpakkingen die gevaarlijke goederen bevatten, vervoerd overeenkomstig dit hoofdstuk. Binnenverpakkingen die gemakkelijk kunnen breken of worden doorboord, zoals die welke zijn vervaardigd van glas, porselein, aardewerk of bepaalde kunststoffen, moeten in geschikte tussenverpakkingen worden geplaatst die voldoen aan de bepalingen van 4.1.1.1, 4.1.1.2 en 4.1.1.4 t/m 4.1.1.8 en zodanig zijn ontworpen dat zij voldoen aan de constructievoorschriften van 6.1.4. De totale bruto massa van het collo mag 20 kg niet overschrijden.

 

3.4.4

Vloeibare goederen van klasse 8, verpakkingsgroep II in binnenverpakkingen van glas, porselein of aardewerk moeten zijn omhuld in een inerte en stijve tussenverpakking.

 

3.4.5

Gereserveerd

3.4.6

Gereserveerd

3.4.7

Kenmerking van colli die gelimiteerde hoeveelheden bevatten

3.4.7.1

Colli die gevaarlijke goederen in gelimiteerde hoeveelheden bevatten, moeten – behalve bij vervoer door de lucht – zijn voorzien van het in figuur 3.4.7.1 afgebeelde kenmerk:

3.4 LQ 1

Figuur 3.4.7.1 - Kenmerk voor colli die gelimiteerde hoeveelheden bevatten

Het kenmerk moet duidelijk zichtbaar en leesbaar zijn en in staat zijn blootstelling aan weer en wind te weerstaan zonder een wezenlijke vermindering van de doeltreffendheid.

Het kenmerk heeft de vorm van een vierkant dat op een van zijn hoekpunten staat (ruitvormig). De bovenste en onderste gedeelten en de omringende lijn moeten zwart zijn. Het middelste gebied moet wit of een geschikte contrasterende achtergrond zijn. De minimale afmetingen moeten 100 mm x 100 mm bedragen en de minimale dikte van de lijn die de ruit vormt moet 2 mm zijn. Waar geen afmetingen zijn aangegeven, moeten alle kenmerken bij benadering in verhouding zijn tot de getoonde kenmerken.

 

3.4.7.2

Indien de grootte van het collo dit vereist, mogen de minimale buitenafmetingen zoals getoond in figuur 3.4.7.1 worden verkleind, met als ondergrens 50 mm x 50 mm, onder voorwaarde dat het kenmerk duidelijk zichtbaar blijft. De minimale dikte van de lijn die de ruit vormt mag worden teruggebracht tot een minimum van 1 mm.

 

3.4.8

Kenmerking van colli die gelimiteerde hoeveelheden bevatten conform deel 3, hoofdstuk 4 van de Technische Instructies van de ICAO

3.4.8.1

Colli die gevaarlijke goederen bevatten verpakt in overeenstemming met de bepalingen van deel 3, hoofdstuk 4 van de Technische Instructies van de ICAO mogen van het in figuur 3.4.8.1 afgebeelde kenmerk zijn voorzien ten bewijze dat aan deze bepalingen wordt voldaan:

3.4 LQ 2

Figuur 3.4.8.1 - Kenmerk voor colli die gelimiteerde hoeveelheden bevatten conform deel 3, hoofdstuk 4 van de Technische Instructies van de ICAO

Het kenmerk moet duidelijk zichtbaar en leesbaar zijn en in staat zijn blootstelling aan weer en wind te weerstaan zonder een wezenlijke vermindering van de doeltreffendheid

Het kenmerk heeft de vorm van een vierkant dat op een van zijn hoekpunten staat (ruitvormig). De bovenste en onderste gedeelten en de omringende lijn moeten zwart zijn. Het middelste gebied moet wit of een geschikte contrasterende achtergrond zijn. De minimale afmetingen moeten 100 mm x 100 mm bedragen en de minimale dikte van de lijn die ruit vormt moet 2 mm zijn. Het symbool “Y” moet in het midden van het kenmerk zijn aangebracht en moet duidelijk zichtbaar zijn. Waar geen afmetingen zijn aangegeven, moeten alle kenmerken bij benadering in verhouding zijn tot de getoonde kenmerken.

 

3.4.8.2

Indien de grootte van het collo dit vereist, mogen de minimale buitenafmetingen zoals getoond in figuur 3.4.8.1 worden verkleind, met als ondergrens 50 mm x 50 mm, onder voorwaarde dat het kenmerk duidelijk zichtbaar blijft. De minimale dikte van de lijn die de ruit vormt mag worden teruggebracht tot een minimum van 1 mm. Het symbool "Y" moet bij benadering in verhouding blijven tot het symbool "Y" in figuur 3.4.8.1.

 

3.4.9

Colli die gevaarlijke goederen bevatten en die zijn voorzien van het kenmerk getoond in 3.4.8 met of zonder de aanvullende etiketten en kenmerken voor vervoer door de lucht worden geacht te voldoen aan de voorwaarden van sectie 3.4.1, naar gelang van toepassing, en van de secties 3.4.2 t/m 3.4.4 en hoeven niet te zijn voorzien van het kenmerk afgebeeld in 3.4.7.

 

3.4.10

Colli die gevaarlijke goederen in gelimiteerde hoeveelheden bevatten en die zijn voorzien van het in 3.4.7 getoonde kenmerk en voldoen aan de bepalingen van de Technische Instructies van de ICAO, met inbegrip van alle noodzakelijke kenmerken en etiketten zoals aangegeven in de delen 5 en 6, worden geacht te voldoen aan de bepalingen van sectie 3.4.1, naar gelang van toepassing, en van de secties 3.4.2 t/m 3.4.4.

 

3.4.11

Gebruik van oververpakkingen
Voor een oververpakking die gevaarlijke goederen bevat verpakt in gelimiteerde hoeveelheden, geldt het volgende:

Tenzij de kenmerken representatief voor alle gevaarlijke goederen in een oververpakking zichtbaar zijn, moet de oververpakking:

  • de aanduiding “OVERVERPAKKING” bevatten. De letters van het woord “OVERVERPAKKING” moeten ten minste 12 mm hoog zijn. De aanduiding moet zijn gesteld in een officiële taal van het land van herkomst en bovendien, indien deze taal niet het Engels, Frans of Duits is, in het Engels, Frans of Duits, tenzij eventuele overeenkomsten die tussen de bij het vervoer betrokken landen gesloten zijn, anders bepalen; en
  • zijn gekenmerkt met de kenmerken vereist volgens dit hoofdstuk.
    Behalve bij vervoer door de lucht zijn de overige bepalingen van 5.1.2.1 alleen van toepassing indien de oververpakking andere gevaarlijke stoffen bevat die niet verpakt zijn in gelimiteerde hoeveelheden en dan slechts in verband met deze andere gevaarlijke goederen.

 

3.4.12

Afzenders van gevaarlijke goederen verpakt in gelimiteerde hoeveelheden moeten voorafgaand aan het vervoer aan de vervoerder de totale bruto massa van dergelijke te verzenden goederen op aantoonbare wijze meedelen.

 

3.4.13

  1. Transporteenheden met een maximale massa van meer dan 12 ton die gevaarlijke goederen verpakt in gelimiteerde hoeveelheden vervoeren, moeten overeenkomstig 3.4.15 aan de voorzijde en de achterzijde van merktekens zijn voorzien, behalve indien de transporteenheid andere gevaarlijke goederen bevat waarvoor een kenmerking met oranje borden overeenkomstig 5.3.2 vereist is.

    Is dat laatste het geval, dan mag ofwel alleen de vereiste kenmerking met oranje borden ofwel zowel de kenmerking met oranje borden overeenkomstig 5.3.2 als de merktekens overeenkomstig 3.4.15 op de transporteenheid weergegeven zijn.

  2. Containers waarin gevaarlijke goederen verpakt in gelimiteerde hoeveelheden worden vervoerd op transporteenheden met een maximale massa van meer dan 12 ton, moeten overeenkomstig 3.4.15 aan alle vier de zijden van merktekens zijn voorzien, behalve indien de container andere gevaarlijke goederen bevat waarvoor het aanbrengen van grote etiketten overeenkomstig 5.3.1 vereist is. Is dat laatste het geval, dan mogen ofwel alleen de vereiste grote etiketten ofwel zowel de grote etiketten overeenkomstig 5.3.1 als de merktekens overeenkomstig 3.4.15 op de container weergegeven zijn.
    De dragende transporteenheid hoeft niet van merktekens te zijn voorzien, behalve indien de merktekens die op de containers zijn aangebracht van buiten deze dragende transporteenheid niet zichtbaar zijn.

    In het laatste geval moet dezelfde kenmerking zijn aangebracht aan de voorzijde en de achterzijde van de transporteenheid.

 

3.4.14

Van de merktekens aangegeven in 3.4.13 kan worden afgezien indien de totale bruto massa van de vervoerde colli, die gevaarlijke goederen bevatten, verpakt in gelimiteerde hoeveelheden, 8 ton per transporteenheid niet overschrijdt.

 

3.4.15

De merktekens gespecificeerd in 3.4.13 moeten overeenkomen met die welke is voorgeschreven in 3.4.7, behalve dat de afmetingen ten minste 250 mm x 250 mm moeten bedragen. Deze merktekens moeten zijn verwijderd of afgedekt indien geen gevaarlijke goederen in gelimiteerde hoeveelheden worden vervoerd.


VRIJGESTELDE HOEVEELHEDEN : E0

3.5.1

Vrijgestelde hoeveelheden

3.5.1.1

Vrijgestelde hoeveelheden van gevaarlijke goederen van bepaalde klassen - met uitzondering van voorwerpen - die aan de bepalingen van dit hoofdstuk voldoen, zijn aan geen enkele andere bepaling van het ADR onderworpen, behalve aan:

  1. de voorschriften voor de opleiding in hoofdstuk 1.3;
  2. de procedures voor de classificatie en de criteria voor de verpakkingsgroepen in deel 2;
  3. de verpakkingsvoorschriften van 4.1.1.1, 4.1.1.2, 4.1.1.4 en 4.1.1.6.

Opmerking: In het geval van radioactieve stoffen zijn de voorschriften voor radioactieve stoffen in vrijgestelde colli in 1.7.1.5 van toepassing.

 

3.5.1.2

Gevaarlijke goederen die als vrijgestelde hoeveelheden mogen worden vervoerd overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk, zijn in kolom (7b) van tabel A van hoofdstuk 3.2 als volgt door een alfanumerieke code aangegeven:

Code  

Grootste netto hoeveelheid
per binnenverpakking

(in grammen voor vaste stoffen en in ml voor vloeistoffen en gassen)

Grootste netto hoeveelheid per buitenverpakking
(in grammen voor vaste stoffen en in ml voor vloeistoffen en gassen, of de som van grammen en ml in het geval van gezamenlijke verpakking)
E0 Niet toegestaan als vrijgestelde hoeveelheid
E1 30 1000
E2 30 500
E3 30 300
E4 1 500
E5 1 300

Bij gassen heeft het volume aangegeven voor binnenverpakkingen betrekking op de waterinhoud van de binnenhouder en het volume aangegeven voor buitenverpakkingen heeft betrekking op de gecombineerde waterinhoud van alle binnenverpakkingen binnen één enkele buitenverpakking.

 

3.5.1.3

Indien gevaarlijke goederen in vrijgestelde hoeveelheden, waaraan verschillende codes zijn toegekend, gezamenlijk zijn verpakt, moet de totale hoeveelheid per buitenverpakking zijn beperkt tot die welke overeenkomt de meest restrictieve code.

 

3.5.1.4

Vrijgestelde hoeveelheden van gevaarlijke goederen waaraan de codes E1, E2, E4 en E5 zijn toegekend, met een grootste netto hoeveelheid gevaarlijke goederen per binnenverpakking die voor vloeistoffen en gassen tot 1 ml en voor vaste stoffen tot 1 g beperkt is en een grootste netto hoeveelheid gevaarlijke goederen per buitenverpakking van ten hoogste 100 g voor vaste stoffen of 100 ml voor vloeistoffen en gassen, zijn alleen onderworpen aan:

  1. de voorschriften van 3.5.2, behalve dat geen tussenverpakking is vereist indien de binnenverpakkingen op zodanige wijze veilig in een buitenverpakking met opvulmateriaal zijn verpakt dat zij onder normale vervoersomstandigheden niet kunnen breken of worden doorboord noch hun inhoud kunnen verliezen, en, voor vloeistoffen, indien de buitenverpakking een voldoende hoeveelheid absorberend materiaal bevat voor het opnemen van de totale inhoud van de binnenverpakkingen; en
  2. de voorschriften van 3.5.3

 

3.5.2

Verpakkingen
Verpakkingen, gebruikt voor het vervoer van gevaarlijke goederen in vrijgestelde hoeveelheden, moeten in overeenstemming zijn met het volgende:

  1. Er moet een binnenverpakking zijn en elke binnenverpakking moet zijn vervaardigd van kunststof (met een minimumwanddikte van 0,2 mm bij gebruik voor vloeistoffen) of van glas, porselein, steengoed, aardewerk of metaal (zie ook 4.1.1.2) en de sluiting van elke binnenverpakking moet op veilige wijze zijn gefixeerd met draad, band of andere werkzame middelen; houders die een hals met gegoten schroefdraad hebben, moeten zijn voorzien van een vloeistofdichte schroefdop. De sluiting moet bestand zijn tegen de inhoud;
  2. Elke binnenverpakking moet op veilige wijze zijn verpakt in een tussenverpakking met opvulmateriaal op een zodanige wijze, dat zij onder normale vervoersomstandigheden niet kunnen breken, worden doorboord of de inhoud verliezen. Bij vloeibare gevaarlijke goederen moet de tussen- of buitenverpakking genoeg absorberend materiaal bevatten om de volledige inhoud van de binnenverpakking te absorberen. Bij plaatsing in de tussenverpakking mag het absorberend materiaal het opvulmateriaal zijn. Gevaarlijke stoffen mogen niet gevaarlijk reageren met het opvulmateriaal, het absorberend materiaal en het materiaal van de verpakking of de ongeschonden staat of de functie van de materialen reduceren. Ongeacht de stand van de verpakking moet deze de inhoud volledig kunnen bevatten in geval van breuk of lekkage;
  3. De tussenverpakking moet op veilige wijze worden verpakt in een stevige, stijve buitenverpakking (hout, karton of een ander even stevig materiaal);
  4. Elk type collo moet in overeenstemming zijn met de bepalingen van 3.5.3;
  5. Elk collo moet zo groot zijn dat er voldoende ruimte is voor het aanbrengen van alle noodzakelijke kenmerken; en
  6. Oververpakkingen mogen worden gebruikt en mogen ook colli met gevaarlijke goederen bevatten of goederen die niet zijn onderworpen aan de voorschriften van het ADR.

 

3.5.3

Beproevingen voor de colli

3.5.3.1

Het volledige collo als voor het vervoer gereed gemaakt, met binnenverpakkingen die in het geval van vaste stoffen tot ten minste 95 % van hun inhoud en in het geval van vloeistoffen tot ten minste 98 % van hun inhoud zijn gevuld, moeten in staat zijn, zoals aangetoond door beproevingen die op passende wijze zijn gedocumenteerd, zonder breuk of lekkage van een binnenverpakking en zonder aanmerkelijke vermindering van de doeltreffendheid te doorstaan:

  1. Valproeven op een op een star, niet veerkrachtig vlak en horizontaal oppervlak van een hoogte van 1,8 m:
    1. Indien het monster de vorm heeft van een kist of doos, moet de valproef worden uitgevoerd in alle volgende oriëntatierichtingen:
      • plat op de bodem;
      • plat op de bovenzijde;
      • plat op de langste zijde;
      • plat op de kortste zijde;
      • op een hoek;
    2. Indien het monster de vorm heeft van een vat moet de valproef worden uitgevoerd in alle volgende oriëntatierichtingen:
      • diagonaalsgewijs op de bovenrand met het zwaartepunt loodrecht boven het trefpunt;
      • diagonaalsgewijs op de bodemrand;
      • plat op de zijde;

        Opmerking: Elke hierboven genoemde valproef mag met verschillende doch identieke colli worden uitgevoerd.

  2. Een kracht die gedurende 24 uur op het bovenoppervlak wordt aangebracht en die overeenkomt met de totale massa van identieke colli, gestapeld tot een hoogte van 3 m (het monster inbegrepen).

 

3.5.3.2

Voor beproevingsdoeleinden mogen de stoffen die in de verpakking vervoerd zullen worden door andere stoffen worden vervangen behalve indien dit de resultaten van de beproevingen ongeldig zou maken. Indien in het geval van vaste stoffen een andere stof wordt gebruikt, dan moet deze dezelfde fysische eigenschappen (massa, korrelgrootte, etc.) bezitten als de te vervoeren stof.
Indien bij de valproef voor vloeistoffen een andere stof wordt gebruikt, dan moet de relatieve dichtheid en viscositeit daarvan vergelijkbaar zijn met die van de vervoeren stof.

 

3.5.4

Kenmerking van colli

3.5.4.1

Colli die vrijgestelde hoeveelheden gevaarlijke stoffen bevatten, die overeenkomstig dit hoofdstuk gereedgemaakt zijn, moeten duurzaam en leesbaar van het kenmerk, afgebeeld in 3.5.4.2, zijn voorzien. Het eerste of het enige nummer van het gevaarsetiket, aangegeven in kolom (5) van tabel A van hoofdstuk 3.2 van elk gevaarlijk goed dat zich in het collo bevindt moet worden vermeld op het kenmerk. Indien de naam van de afzender of geadresseerde niet elders op het collo is vermeld, moet deze informatie op het kenmerk worden opgenomen.

 

3.5.4.2

Kenmerk voor vrijgestelde hoeveelheden

3.5 EQ 1

Kenmerk voor vrijgestelde hoeveelheden

* Het nummer van het eerste of het enige gevaarsetiket aangegeven in kolom (5) van tabel A van hoofdstuk 3.2 moet op deze plaats zijn aangegeven.

** De naam van de afzender of de geadresseerde moet op deze plaats zijn aangegeven indien deze niet elders op het collo is te zien.

Het kenmerk heeft de vorm van een vierkant. De arcering en het symbool moeten dezelfde kleur hebben (zwart of rood) en zijn aangebracht op een witte of geschikte contrasterende achtergrond. De minimale afmetingen zijn 100 mm x 100 mm. Waar geen afmetingen zijn aangegeven, moeten alle kenmerken bij benadering in verhouding zijn tot de getoonde kenmerken.

 

3.5.4.3

Gebruik van oververpakkingen
Voor een oververpakking die gevaarlijke goederen bevat verpakt in vrijgestelde hoeveelheden, geldt het volgende:

Tenzij de kenmerken representatief voor alle gevaarlijke goederen in een oververpakking zichtbaar zijn, moet de oververpakking:

  • de aanduiding “OVERVERPAKKING” bevatten. De letters van het woord “OVERVERPAKKING” moeten ten minste 12 mm hoog zijn. De aanduiding moet zijn gesteld in een officiële taal van het land van herkomst en bovendien, indien deze taal niet het Engels, Frans of Duits is, in het Engels, Frans of Duits, tenzij eventuele overeenkomsten die tussen de bij het vervoer betrokken landen gesloten zijn, anders bepalen; en
  • zijn gekenmerkt met de kenmerken vereist volgens dit hoofdstuk.

De overige bepalingen van 5.1.2.1 zijn alleen van toepassing indien de oververpakking andere gevaarlijke goederen bevat die niet verpakt zijn in vrijgestelde hoeveelheden en dan slechts in verband met deze andere gevaarlijke goederen.

 

3.5.5

Hoogste aantal colli in een voertuig of container
Het aantal colli in een voertuig of container mag 1000 niet overschrijden.

 

3.5.6

Documentatie
Indien een document of documenten (zoals een cognossement, een luchtvrachtbrief of een CMR/CIM-vrachtbrief) bij de gevaarlijke goederen in vrijgestelde hoeveelheden aanwezig is/zijn, moet in ten minste één van deze documenten de verklaring "GEVAARLIJKE GOEDEREN IN VRIJGESTELDE HOEVEELHEDEN" en het aantal colli zijn opgenomen.

 

BENAMING / BESCHRIJVING

NEDERLANDS

NEDERLANDS

CYCLOPROPAAN

ENGELS

ENGELS

CYCLOPROPANE

DUITS

DUITS

CYCLOPROPAN

FRANS

FRANS

CYCLOPROPANE


ETIKETTEN (kolom 5)

KLASSE 2.1  

 Klasse 2.1


HOOFDSTUK 3.3 - BIJZONDERE BEPALINGEN (kolom 6)

  • 3.3.1 : Bijzondere bepaling 662
    Flessen die niet voldoen aan de bepalingen van hoofdstuk 6.2 en die uitsluitend aan boord van een schip of luchtvaartuig worden gebruikt, mogen ten behoeve van het vullen of inspecteren en daaropvolgend retourneren worden vervoerd, onder voorwaarde dat zij zijn ontworpen en gebouwd in overeenstemming met een norm die wordt erkend door de bevoegde autoriteit van het land van goedkeuring en dat aan alle overige relevante voorschriften van het ADR wordt voldaan, met inbegrip van de volgende:

    1. Bij het vervoer van de flessen moeten de afsluiters worden beschermd conform 4.1.6.8;
    2. De flessen moeten worden voorzien van een kenmerk en etiket conform 5.2.1 en 5.2.2; en
    3. Er wordt voldaan aan alle relevant vullingvereisten van verpakkingsinstructie P200 van 4.1.4.1.

    In het vervoersdocument wordt de volgende verklaring opgenomen: "Vervoer volgens bijzondere bepaling 662".

     


VERPAKKINGEN


HOOFDSTUK 4.1.4 - VERPAKKINGSINSTRUCTIES & BIJZONDERE BEPALINGEN (kolom 8 & 9a)

P200

VERPAKKINGSINSTRUCTIE P200

P200 1

P200 2

P200 3

P200 4

P200 5

P200 6

P200 7

P200 8

P200 9

P200 10

P200 11

P200 12

P200 13

P200 14

P200 VERPAKKINGSINSTRUCTIE (vervolg)  
Tabel 1: SAMENGEPERSTE GASSEN
UN-num-mer  Benaming
en
omschrijving 
Classificatie
code 
LC50 ml/m3  Flessen  Grote cilinders  Druk
vaten 
Flessen
batterijen 
Beproevings-interval, jaren a  Beproevings-druk, bar b Hoogste bedrijfs
druk, bar  b 
Bijzondere verpakkings-voorschriften
1002       LUCHT, SAMENGEPERST  1A   X X X X 10     ua, va
1006 ARGON, SAMENGEPERST  1A   X X X X 10     ua, va
1016 KOOLMONOXIDE, SAMENGEPERST  1TF 3760 X X X X 5     u
1023 STADSGAS, SAMENGEPERST  1TF   X X X X 5      
1045 FLUOR, SAMENGEPERST  1TOC 185 X     X 5 200 30 a, k, n, o
1046 HELIUM, SAMENGEPERST  1A   X X X X 10     ua, va
1049 WATERSTOF, SAMENGEPERST  1F   X X X X 10     d, ua, va
1056 KRYPTON, SAMENGEPERST  1A   X X X X 10     ua, va
1065 NEON, SAMENGEPERST  1A   X X X X 10     ua, va
1066 STIKSTOF, SAMENGEPERST  1A   X X X X 10     ua, va
1071 OLIEGAS, SAMENGEPERST  1TF   X X X X 5      
1072 ZUURSTOF, SAMENGEPERST  1O   X X X X 10     s, ua, va 
1612 MENGSEL VAN HEXAETHYLTETRAFOSFAAT EN SAMENGEPERST GAS  1T   X X X X 5     z
1660 STIKSTOFMONOXIDE, SAMENGEPERST  1TOC 115 X     X 5 225 33 k, o
1953 SAMENGEPERST GAS, GIFTIG, BRANDBAAR, N.E.G.  1TF ≤ 5000 X X X X 5     z
1954 SAMENGEPERST GAS, BRANDBAAR, N.E.G.  1F   X X X X 10     z, ua, va
1955 SAMENGEPERST GAS, GIFTIG, N.E.G.  1T ≤ 5000 X X X X 5     z
1956 SAMENGEPERST GAS, N.E.G.  1A   X X X X 10     z, ua, va
1957 DEUTERIUM, SAMENGEPERST  1F   X X X X 10     d, ua, va
1964 MENGSEL VAN KOOLWATERSTOFGASSEN, SAMENGEPERST, N.E.G.  1F   X X X X 10     z, ua, va
1971 METHAAN, SAMENGEPERST, of AARDGAS, SAMENGEPERST, met hoog methaangehalte 1F   X X X X 10     ua, va

 

A Niet van toepassing op drukhouders van composietmaterialen.
B Daar waar posities opengelaten zijn, mag de bedrijfsdruk niet meer bedragen dan 2/3 van de beproevingsdruk.

P200 VERPAKKINGSINSTRUCTIE (vervolg)                                       
Tabel 2: VLOEIBAAR GEMAAKTE GASSEN EN OPGELOSTE GASSEN
UN-nr.  Benaming
en
omschrijving 
Classificatie
code 
LC50 ml/m3 Flessen  Grote cilinders  Druk
vaten 
Flessen
batterijen 
Beproevings-interval, jaren a  Beproevings
druk, bar 
Vullings
graad 
Bijzondere verpakkings-bepalingen
1001         ACETYLEEN, OPGELOST  4F   X     X 10 60   c, p
1005 AMMONIAK, WATERVRIJ  2TC 4000 X X X X 5 29 0,54 b, ra
1008 BOORTRIFLUORIDE  2TC 387 X X X X 5 225 0,715 a
300 0,86
1009 BROOMTRIFLUORMETHAAN (KOELGAS R 13B1)  2A   X X X X 10 42 1,13 ra
120 1,44 ra
250 1,6 ra
1010 BUTADIENEN, GESTABILISEERD 2F   X X X X 10 10 0,59 ra
(1,2-butadieen); of
1010 BUTADIENEN, GESTABILISEERD 2F   X X X X 10 10 0,55 ra
(1,3-butadieen); of
1010 MENGSEL VAN BUTADIENEN EN KOOLWATERSTOF, GESTABILISEERD 2F   X X X X 10 10 0,5 ra, v, z
1011 BUTAAN  2F   X X X X 10 10 0,52 ra,v
1012 MENGSELS VAN BUTENEN of  2F   X X X X 10 10 0,5 ra, z
  1-BUTEEN of  2F   X X X X 10 10 0,53  
  CIS-2-BUTEEN of  2F   X X X X 10 10 0,55  
  TRANS-2-BUTEEN  2F   X X X X 10 10 0,54  
1013 KOOLDIOXIDE  2A   X X X X 10 190 0,68 ra, ua, va
250 0,76 ra, ua, va
1017 CHLOOR  2TOC 293 X X X X 5 22 1,25 a, ra
1018 CHLOORDIFLUORMETHAAN (KOELGAS R 22)  2A   X X X X 10 27 1,03 ra
1020 CHLOORPENTAFLUOR-ETHAAN (KOELGAS R 115)  2A   X X X X 10 25 1,05 ra
1021 1-CHLOOR-1,2,2,2-TETRAFLUORETHAAN (KOELGAS R 124)  2A   X X X X 10 11 1,2 ra
1022 CHLOORTRIFLUORMETHAAN (KOELGAS R 13)  2A   X X X X 10 100
120
190
250
0,83
0,9
1,04
1,11
ra
ra
ra
ra
1026 DICYAAN  2TF 350 X X X X 5 100 0,7 ra, u
1027 CYCLOPROPAAN  2F   X X X X 10 18 0,55 ra
1028 DICHLOORDIFLUOR-METHAAN (KOELGAS R 12)  2A   X X X X 10 16 1,15 ra
1029 DICHLOORFLUORMETHAAN (KOELGAS R 21)  2A   X X X X 10 10 1,23 ra
1030 1,1-DIFLUORETHAAN  2F   X X X X 10 16 0,79 ra
  (KOELGAS R 152a) 
1032 DIMETHYLAMINE, WATERVRIJ  2F   X X X X 10 10 0,59 b, ra
1033 DIMETHYLETHER  2F   X X X X 10 18 0,58 ra
1035 ETHAAN  2F   X X X X 10 95
120
300
0,25
0,3
0,4
ra
ra
ra
1036 ETHYLAMINE  2F   X X X X 10 10 0,61 b, ra
1037 ETHYLCHLORIDE  2F   X X X X 10 10 0,8 a, ra
1039 METHYLETHYLETHER  2F   X X X X 10 10 0,64 ra
1040 ETHYLEENOXIDE, of ETHYLEENOXIDE MET STIKSTOF tot een totale druk van ten hoogste 1MPa (10 bar) bij 50 °C  2TF 2900 X X X X 5 15 0,78 l, ra
1041 MENGSEL VAN ETHYLEENOXIDE EN KOOLDIOXIDE met meer dan 9%, maar ten hoogste 87% ethyleenoxide  2F   X X X X 10 190 0,66 ra
  250 0,75 ra
1043 MESTSTOF, OPLOSSING met niet-gebonden ammoniak  4A   X   X X 5     b, z
1048 BROOMWATERSTOF, WATERVRIJ  2TC 2860 X X X X 5 60 1,51 a, d, ra
1050 CHLOORWATERSTOF, WATERVRIJ  2TC 2810 X X X X 5 100
120
150
200
0,3
0,56
0,67
0,74
a, d, ra
a, d, ra
a, d, ra
a, d, ra
1053 ZWAVELWATERSTOF  2TF 712 X X X X 5 48 0,67 d, ra, u
1055 ISOBUTYLEEN   2F   X X X X 10 10 0,52 ra
1058 VLOEIBAAR GEMAAKTE GASSEN, niet-brandbaar, onder een atmosfeer van stikstof, kooldioxide of lucht  2A   X X X X 10   ra, z
1060 MENGSEL VAN METHYLACETYLEEN EN PROPADIEEN, GESTABILISEERD  2F   X X X X 10     c, ra,z
  Propadieen met 1% t/m 4% methylacetyleen  2F   X X X X 10 22 0,52 c, ra
  Mengsel P1 2F   X X X X 10 30 0,49 c, ra
  Mengsel P2 2F   X X X X 10 24 0,47 c, ra
1061 METHYLAMINE, WATERVRIJ  2F   X X X X 10 13 0,58 b, ra
1062 METHYLBROMIDE met ten hoogste 2% chloorpikrine 2T 850 X X X X 5 10 1,51 a
1063 METHYLCHLORIDE (KOELGAS R 40)  2F   X X X X 10 17 0,81 a, ra
1064 METHYLMERCAPTAAN  2TF 1350 X X X X 5 10 0,78 d, ra, u
1067 DISTIKSTOFTETROXIDE (STIKSTOFDIOXIDE)  2TOC 115 X   X X 5 10 1,3 k
1069 NITROSYLCHLORIDE  2TC 35 X     X 5 13 1,1 k, ra
1070 DISTIKSTOFOXIDE   2O   X X X X 10 180 0,68 ua, va
  225 0,74 ua, va
  250 0,75 ua, va
1075 PETROLEUMGASSEN, VLOEIBAAR GEMAAKT  2F   X X X X 10     v, z
1076 FOSGEEN  2TC 5 X   X X 5 20 1,23 a, k, ra
1077 PROPEEN  2F   X X X X 10 27 0,43 ra
1078 KOELGAS, N.E.G.  2A   X X X X 10     ra, z
  Mengsel F1 2A   X X X X 10 12 1,23  
  Mengsel F2 2A   X X X X 10 18 1,15  
  Mengsel F3 2A   X X X X 10 29 1,03  
1079 ZWAVELDIOXIDE  2TC 2520 X X X X 5 12 1,23 ra
1080 ZWAVELHEXAFLUORIDE  2A   X X X X 10 70 1,06 ra, ua, va
140 1,34 ra, ua, va
160 1,38 ra, ua, va
1081 TETRAFLUORETHYLEEN, GESTABILISEERD  2F   X X X X 10 200   m, o, ra
1082 CHLOORTRIFLUOR-ETHYLEEN, GESTABILISEERD (KOELGAS R1113)  2TF 2000 X X X X 5 19 1,13 ra, u
1083 TRIMETHYLAMINE, WATERVRIJ  2F   X X X X 10 10 0,56 b, ra
1085 VINYLBROMIDE, GESTABILISEERD  2F   X X X X 10 10 1,37 a, ra
1086 VINYLCHLORIDE, GESTABILISEERD  2F   X X X X 10 12 0,81 a, ra
1087 VINYLMETHYLETHER, GESTABILISEERD  2F   X X X X 10 10 0,67 ra
1581 MENGSEL VAN CHLOORPIKRINE EN METHYLBROMIDE met meer dan 2% chloorpikrine 2T 850 X X X X 5 10 1,51 a
1582 MENGSEL VAN CHLOORPIKRINE EN METHYLCHLORIDE  2T d X X X X 5 17 0,81 a
1589 CHLOORCYAAN, GESTABILISEERD  2TC 80 X     X 5 20 1,03 k
1741 BORIUMTRICHLORIDE  2TC 2541 X X X X 5 10 1,19 a, ra
1749 CHLOORTRIFLUORIDE  2TOC 299 X X X X 5 30 1,4 a
1858 HEXAFLUORPROPEEN (KOELGAS R 1216)  2A   X X X X 10 22 1,11 ra
1859 SILICIUMTETRAFLUORIDE  2TC 922 X X X X 5 200 0,74 a
300 1,1
1860 VINYLFLUORIDE, GESTABILISEERD  2F   X X X X 10 250 0,64 a, ra
1911 DIBORAAN  2TF 80 X     X 5 250 0,07 d, k, o
1912 MENGSEL VAN METHYLCHLORIDE EN DICHLOORMETHAAN  2F   X X X X 10 17 0,81 a, ra
1952 MENGSEL VAN ETHYLEENOXIDE EN KOOLDIOXIDE met ten hoogste 9% ethyleenoxide  2A   X X X X 10 190 0,66 ra
250 0,75 ra
1958 1,2-DICHLOOR-1,1,2,2-TETRAFLUORETHAAN (KOELGAS R 114)  2A   X X X X 10 10 1,3 ra
1959 1,1-DIFLUORETHYLEEN (KOELGAS R 1132a)  2F   X X X X 10 250 0,77 ra
1962 ETHYLEEN (ETHEEN) 2F   X X X X 10 225 0,34  
300 0,38
1965 MENGSEL VAN KOOLWATERSTOFGASSEN, VLOEIBAAR GEMAAKT, N.E.G.  2F   X X X X 10    b ra, ta, v, z
  Mengsel A             10 10 0,5  
  Mengsel A01             10 15 0,49  
  Mengsel A02             10 15 0,48  
  Mengsel A0             10 15 0,47  
  Mengsel A1             10 20 0,46  
  Mengsel B1             10 25 0,45  
  Mengsel B2             10 25 0,44  
  Mengsel B             10 25 0,43  
  Mengsel C             10 30 0,42  
1967 INSECTICIDE, GAS, GIFTIG, N.E.G.  2T   X X X X 5     z
1968 INSECTICIDE, GAS, N.E.G.  2A   X X X X 10     ra
1969 ISOBUTAAN  2F   X X X X 10 10 0,49 ra, v
1973 MENGSEL VAN CHLOORDIFLUORMETHAAN EN CHLOORPENTAFLUOR-ETHAAN, met een vast kookpunt, dat ca. 49% chloordifluormethaan bevat (KOELGAS R 502)  2A   X X X X 10 31 1,01 ra
1974 BROOMCHLOORDIFLUOR-METHAAN (KOELGAS R 12B1)  2A   X X X X 10 10 1,61 ra
1975 MENGSEL VAN STIKSTOFMONOXIDE EN DISTIKSTOFTETROXIDE (MENGSEL VAN STIKSTOFMONOXIDE EN STIKSTOFDIOXIDE)  2TOC 115 X   X X 5     k, z
1976 OCTAFLUORCYCLOBUTAAN (KOELGAS RC 318)  2A   X X X X 10 11 1,32 Ra
1978 PROPAAN  2F   X X X X 10 23 0,43 ra, v
1982 TETRAFLUORMETHAAN (KOELGAS R 14)  2A   X X X X 10 200 0,71  
300 0,9
1983 1-CHLOOR-2,2,2-TRIFLUORETHAAN  2A   X X X X 10 10 1,18 ra
(KOELGAS R 133a) 
1984 TRIFLUORMETHAAN (KOELGAS R 23)  2A   X X X X 10 190 0,88 ra
250 0,96 ra
2035 1,1,1-TRIFLUORETHAAN (KOELGAS R 143a)  2F   X X X X 10 35 0,73 ra
2036 XENON  2A   X X X X 10 130 1,28  
2044 2,2-DIMETHYLPROPAAN  2F   X X X X 10 10 0,53 ra
2073 AMMONIAKOPLOSSING, relatieve dichtheid minder dan 0,880 bij 15 °C in water,  4A                  
  met meer dan 35%, maar ten hoogste 40% ammoniak      X X X X 5 10 0,8 b
  met meer dan 40%, maar ten hoogste 50% ammoniak      X X X X 5 12 0,77 b
2188 ARSEENWATERSTOF  2TF 178 X     X 5 42 1,1 d, k
2189 DICHLOORSILAAN  2TFC 314 X X X X 5 10 0,9 a
200 1,08
2191 SULFURYLFLUORIDE  2T 3020 X X X X 5 50 1,1 u
2192 GERMAANWATERSTOF c  2TF 620 X X X X 5 250 0,064 d, q, r, ra
2193 HEXAFLUORETHAAN (KOELGAS R 116)  2A   X X X X 10 200 1,13  
2194 SELEENHEXAFLUORIDE  2TC 50 X     X 5 36 1,46 k, ra
2195 TELLUURHEXAFLUORIDE  2TC 25 X     X 5 20 1 k, ra
2196 WOLFRAAMHEXAFLUORIDE  2TC 160 X     X 5 10 3,08 a, k, ra
2197 JOODWATERSTOF, WATERVRIJ  2TC 2860 X X X X 5 23 2,25 a, d, ra
2198 FOSFORPENTAFLUORIDE  2TC 190 X     X 5 200 0,9 k
  300 1,25 k
2199 FOSFINE c  2TF 20 X     X 5 225 0,3 d, k, q, ra
  250 0,45 d, k, q, ra
2200 PROPADIEEN, GESTABILISEERD  2F   X X X X 10 22 0,5 ra
2202 SELEENWATERSTOF, WATERVRIJ  2TF 51 X     X 5 31 1,6 k
2203 SILICUMWATERSTOF  2F   X X X X 10 225 0,32 q
(SILAAN) c    250 0,36 q
2204 CARBONYLSULFIDE  2TF 1700 X X X X 5 30 0,87 ra, u
2417 CARBONYLFLUORIDE  2TC 360 X X X X 5 200 0,47  
  300 0,7
2418 ZWAVELTETRAFLUORIDE  2TC 40 X     X 5 30 0,91 a, k, ra
2419 BROOMTRIFLUORETHEEN  2F   X X X X 10 10 1,19 ra
2420 HEXAFLUORACETON  2TC 470 X X X X 5 22 1,08 ra
2421 DISTIKSTOFTRIOXIDE  2TOC VERVOER VERBODEN
2422 OCTAFLUORBUTEEN-2 (KOELGAS R 1318)  2A   X X X X 10 12 1,34 ra
2424 OCTAFLUORPROPAAN (KOELGAS R 218)  2A   X X X X 10 25 1,04 ra
2451 STIKSTOFTRIFLUORIDE  2O   X X X X 10 200 0,5  
2452 ETHYLACETYLEEN, GESTABILISEERD  2F   X X X X 10 10 0,57 c, ra
2453 ETHYLFLUORIDE (KOELGAS R 161)  2F   X X X X 10 30 0,57 ra
2454 METHYLFLUORIDE (KOELGAS R 41)  2F   X X X X 10 300 0,63 ra
2455 METHYLNITRIET  2A VERVOER VERBODEN
2517 1-CHLOOR-1,1-DIFLUORETHAAN (KOELGAS R 142b)  2F   X X X X 10 10 0,99 ra
2534 METHYLCHLOORSILAAN  2TFC 2810 X X X X 5     ra, z
2548 CHLOORPENTAFLUORIDE  2TOC 122 X     X 5 13 1,49 a, k
2599  CHLOORTRIFLUOR-METHAAN EN TRIFLUORMETHAAN, AZEOTROPISCH MENGSEL, dat ca. 60% chloortrifluormethaan bevat (KOELGAS R 503)  2A   X X X X 10 31 0,12 ra
42 0,17 ra
100 0,64 ra
2601 CYCLOBUTAAN  2F   X X X X 10 10 0,63 ra
2602 AZEOTROPISCH MENGSEL VAN DICHLOORDIFLUOR-METHAAN EN DIFLUORETHAAN met ca. 74% dichloordifluormethaan (KOELGAS R 500)  2A   X X X X 10 22 1,01 ra
2676 ANTIMOONWATERSTOF (STIBINE)  2TF 178 X     X 5 200 0,49 k, r, ra
2901 BROOMCHLORIDE  2TOC 290 X X X X 5 10 1,5 a
3057 TRIFLUORACETYLCHLORIDE  2TC 10 X   X X 5 17 1,17 k, ra
3070 MENGSEL VAN ETHYLEENOXIDE EN DICHLOORDIFLUORMETHAAN met ten hoogste 12,5% ethyleenoxide  2A   X X X X 10 18 1,09 ra
3083 PERCHLORYLFLUORIDE  2TO 770 X X X X 5 33 1,21 u
3153 PERFLUOR(METHYLVINYL)-ETHER  2F   X X X X 10 20 0,75 ra
3154 PERFLUOR(ETHYLVINYL)-ETHER  2F   X X X X 10 10 0,98 ra
3157 VLOEIBAAR GEMAAKT GAS, OXIDEREND, N.E.G.  2O   X X X X 10     z
3159 1,1,1,2-TETRAFLUORETHAAN (KOELGAS R 134a)  2A   X X X X 10 18 1,05 ra
3160 VLOEIBAAR GEMAAKT GAS, GIFTIG, BRANDBAAR, N.E.G.  2TF ≤5000  X X X X 5     ra, z
3161 VLOEIBAAR GEMAAKT GAS, BRANDBAAR, N.E.G.  2F   X X X X 10     ra, z
3162 VLOEIBAAR GEMAAKT GAS, GIFTIG, N.E.G.  2T ≤5000 X X X X 5     z
3163 VLOEIBAAR GEMAAKT GAS, N.E.G.  2A   X X X X 10     ra, z
3220 PENTAFLUORETHAAN (KOELGAS R 125)  2A   X X X X 10 49
35
0,95
0,87
ra
ra
3252 DIFLUORMETHAAN (KOELGAS R 32)  2F   X X X X 10 48 0,78 ra
3296 HEPTAFLUORPROPAAN (KOELGAS R 227)  2A   X X X X 10 13 1,21 ra
3297 MENGSEL VAN ETHYLEENOXIDE EN CHLOORTETRAFLUOR-ETHAAN met ten hoogste 8,8% ethyleenoxide  2A   X X X X 10 10 1,16 ra
3298 MENGSEL VAN ETHYLEENOXIDE EN PENTAFLUORETHAAN met ten hoogste 7,9% ethyleenoxide  2A   X X X X 10 26 1,02 ra
3299 MENGSEL VAN ETHYLEENOXIDE EN TETRAFLUORETHAAN met ten hoogste 5,6% ethyleenoxide  2A   X X X X 10 17 1,03 ra
3300 MENGSEL VAN ETHYLEENOXIDE EN KOOLDIOXIDE met meer dan 87% ethyleenoxide  2TF Meer dan 2900  X X X X 5 28 0,73 ra
3307 VLOEIBAAR GEMAAKT GAS, GIFTIG, OXIDEREND, N.E.G.  2TO ≤5000 X X X X 5     z
3308 VLOEIBAAR GEMAAKT GAS, GIFTIG, BIJTEND, N.E.G.  2TC ≤5000 X X X X 5     ra, z
3309 VLOEIBAAR GEMAAKT GAS, GIFTIG, BRANDBAAR, BIJTEND, N.E.G.  2TFC ≤5000 X X X X 5     ra, z
3310 VLOEIBAAR GEMAAKT GAS, GIFTIG, OXIDEREND, BIJTEND, N.E.G.  2TOC ≤5000 X X X X 5     z
3318 AMMONIAKOPLOSSING, relatieve dichtheid minder dan 0,880 bij 15 oC in water, met meer dan 50% ammoniak  4TC   X X X X 5     b
3337 KOELGAS R 404A (Zeotropisch mengsel van pentafluorethaan, 1,1,1-trifluorethaan en 1,1,1,2-tetrafluorethaan met ca. 44% pentafluorethaan en 52% 1,1,1-trifluorethaan)  2A   X X X X 10 36 0,82 ra
3338 KOELGAS R 407A (Zeotropisch mengsel van difluormethaan, pentafluorethaan en 1,1,1,2-tetrafluorethaan, met ca. 20% difluormethaan en 40% pentafluorethaan)  2A   X X X X 10 32 0,94 ra
3339 KOELGAS R 407B (Zeotropisch mengsel van difluormethaan, pentafluorethaan en 1,1,1,2-tetrafluorethaan, met ca. 10% difluormethaan en 70% pentafluorethaan)  2A   X X X X 10 33 0,93 ra
3340 KOELGAS R 407C (Zeotropisch mengsel van difluormethaan, pentafluorethaan en 1,1,1,2-tetrafluorethaan, met ca. 23% difluormethaan en 25% pentafluorethaan)  2A   X X X X 10 30 0,95 ra
3354 INSECTICIDE, GAS, BRANDBAAR, N.E.G.  2F   X X X X 10     ra, z
3355 INSECTICIDE, GAS, GIFTIG, BRANDBAAR, N.E.G.  2TF   X X X X 5     ra, z
3374 ACETYLEEN, OPLOSMIDDELVRIJ  2F   X     X 5 60   c, p

A Niet van toepassing op drukhouders van composietmaterialen.
B Voor mengsels van UN 1965 is de grootste toegestane vulmassa per liter inhoud als volgt:

P200 15C Wordt beschouwd als giftig. De LC50-waarde moet nog worden vastgesteld.
D Wordt beschouwd als pyrofoor.

 

P200 VERPAKKINGSINSTRUCTIE (vervolg)                                                                      

Tabel 3: STOFFEN DIE NIET ONDER KLASSE 2 VALLEN

UN-nr.

Benaming
en
omschrijving

Klasse 

Classificatie-code

LC50 ml/m3

Flessen

Grote cilinders

Druk
vaten

Flessen
batterijen

Beproevings-interval, jaren a

Beproevings-druk, bar

Vullings
graad

Bijzondere verpakkings-bepalingen

1051     

CYAANWATERSTOF, GESTABILISEERD met minder dan 3% water

6.1

TF1

40

X

   

X

5

100

0,55

k

1052

FLUORWATERSTOF, WATERVRIJ

8

CT1

966

X

 

X

X

5

10

0,84

a, ab, ac

1745

BROOMPENTAFLUORIDE

5.1

OTC

25

X

 

X

X

5

10

b

k, ab, ad

1746

BROOMTRIFLUORIDE

5.1

OTC

50

X

 

X

X

5

10

b

k, ab, ad

2495

JOODPENTAFLUORIDE

5.1

OTC

120

X

 

X

X

5

10

b

k, ab, ad

 

A Niet van toepassing op drukhouders van composietmaterialen.
B Een vrije ruimte van ten minste 8 vol.-% is voorgeschreven.

 


HOOFDSTUK 4.1.10 - GEZAMELIJKE VERPAKKING (kolom 9b)

  • 4.1.10.4 - Bepaling MP 9

    Mag gezamenlijk worden verpakt in een buitenverpakking voor samengestelde verpakkingen volgens 6.1.4.21:

    • met andere goederen van klasse 2;
    • met goederen van andere klassen, indien gezamenlijke verpakking ook voor goederen van deze klassen is toegestaan; of
    • met goederen die niet zijn onderworpen aan de voorschriften van het ADR,

    onder voorwaarde dat zij niet gevaarlijk met elkaar reageren.


TRANSPORTTANKS & BULKCONTAINERS


HOOFDSTUK 4.2.5.2 & 7.3.2 - INSTRUCTIES (kolom 10)

    • HOOFDSTUK 4.2.5.1 - INSTRUCTIES EN BIJZONDERE BEPALINGEN TRANSPORTTANKS - ALGEMEEN

      4.2.5.1.1 ALGEMENE BEPALINGEN

      Deze sectie omvat de instructies en bijzondere bepalingen voor transporttanks, die van toepassing zijn op gevaarlijke stoffen waarvan het vervoer in transporttanks is toegestaan.

      Elke transporttank-instructie wordt aangegeven met een alfanumerieke aanduiding (bijv. T1).

      Kolom (10) van tabel A van hoofdstuk 3.2 geeft de transporttank-instructie aan die gebruikt moet worden voor elke stof waarvan het vervoer in een transporttank is toegestaan.

      Als er in kolom (10) voor een specifieke gevaarlijke stof geen transporttank-instructie is aangegeven, dan is het vervoer van de stof in transporttanks niet toegestaan, tenzij goedkeuring is verleend door een bevoegde autoriteit, zoals vermeld in 6.7.1.3. Bijzondere bepalingen voor transporttanks worden toegekend aan specifieke gevaarlijke stoffen in kolom (11) van tabel A van hoofdstuk 3.2.

      Elke bijzondere bepaling voor transporttanks wordt aangegeven met een alfanumerieke aanduiding (bijv. TP1). Een lijst van de bijzondere bepalingen voor transporttanks staat vermeld in 4.2.5.3.

      Opmerking: De gassen die in MEGC's ten vervoer zijn toegelaten, zijn aangeduid met de letter "(M)" in kolom (10) van tabel A van hoofdstuk 3.2.

    • HOOFDSTUK 4.2.5.2 - TRANSPORTTANK INSTRUCTIES - ALGEMEEN

      4.2.5.2.1
      Transporttank-instructies zijn van toepassing op gevaarlijke stoffen van de klassen 1 t/m 9. Transporttank-instructies verschaffen specifieke informatie betreffende de voor specifieke stoffen geldende voorschriften voor transporttanks.

      Aan deze voorschriften moet worden voldaan naast de algemene voorschriften in dit hoofdstuk en hoofdstuk 6.7.

      4.2.5.2.2
      Voor stoffen van de klassen 1 en 3 t/m 9, vermelden de transporttank-instructies de minimale beproevingsdruk die van toepassing is, de minimale tankdikte (voor referentiestaal), voorschriften voor openingen aan de onderzijde en drukontlastingsinrichtingen. T23 geeft een lijst van zelfontledende stoffen van klasse 4.1 en organische peroxiden van klasse 5.2, waarvan het vervoer in transporttanks is toegestaan, naast de controle- en kritieke temperaturen die van toepassing zijn.

      4.2.5.2.3
      Niet sterk gekoelde, vloeibaar gemaakte gassen zijn ingedeeld bij transport-tankinstructie T50. T50 geeft de hoogste toelaatbare bedrijfsdrukken, en de voorschriften voor de openingen beneden de vloeistofspiegel, de drukontlasting en de maximale vuldichtheid voor niet sterk gekoelde, vloeibaar gemaakte gassen waarvan het vervoer in transporttanks is toegestaan.

      4.2.5.2.4
      Sterk gekoelde, vloeibaar gemaakte gassen zijn ingedeeld bij transporttank-instructie T75.

    • HOOFDSTUK 4.2.5.2.5 - BEPALING VAN DE JUISTE TRANSPORTTANK INSTRUCTIE

      Bepaling van de juiste transporttank-instructies
      Wanneer er in kolom (10) voor een specifieke gevaarlijke stoffenpositie een specifieke transporttank-instructie wordt genoemd, mag ook gebruik gemaakt worden van andere transporttanks die hogere minimale beproevingsdrukken, grotere wanddikten, stringentere voorschriften voor openingen aan de onderzijde en drukontlastingsinrichtingen voorschrijven.

      De volgende richtlijnen zijn bedoeld voor het vaststellen van de geschikte transporttanks die gebruikt mogen worden voor het vervoer van bepaalde stoffen:

      Vermelde transporttank instructie EVENEENS TOEGESTANE TRANSPORTTANK-INSTRUCTIES
      T1 T2, T3, T4, T5, T6, T7, T8, T9, T10, T11, T12, T13, T14, T15, T16, T17, T18, T19, T20, T21, T22
      T2 T4, T5, T7, T8, T9, T10, T11, T12, T13, T14, T15, T16, T17, T18, T19, T20, T21, T22
      T3 T4, T5, T6, T7, T8, T9, T10, T11, T12, T13, T14, T15, T16, T17, T18, T19, T20, T21, T22
      T4 T5, T7, T8, T9, T10, T11, T12, T13, T14, T15, T16, T17, T18, T19, T20, T21, T22
      T5 T10, T14, T19, T20, T22
      T6 T7, T8, T9, T10, T11, T12, T13, T14, T15, T16, T17, T18, T19, T20, T21, T22
      T7 T8, T9, T10, T11, T12, T13, T14, T15, T16, T17, T18, T19, T20, T21, T22
      T8 T9, T10, T13, T14, T19, T20, T21, T22
      T9 T10, T13, T14, T19, T20, T21, T22
      T10 T14, T19, T20, T22
      T11 T12, T13, T14, T15, T16, T17, T18, T19, T20, T21, T22
      T12 T14, T16, T18, T19, T20, T22
      T13 T14, T19, T20, T21, T22
      T14 T19, T20, T22
      T15 T16, T17, T18, T19, T20, T21, T22
      T16 T18, T19, T20, T22
      T17 T18, T19, T20, T21, T22
      T18 T19, T20, T22
      T19 T20, T22
      T20 T22
      T21 T22
      T22 Geen
      T23 Geen


    • TRANSPORT INSTRUCTIE T-50

      4.2.5.2.6 - Transportinstructie - T50

      TRANSPORTTANK-INSTRUCTIE

      T50

      Deze transporttank-instructie is van toepassing op niet sterk gekoelde, vloeibaar gemaakte gassen en chemische stoffen onder druk (UN-nummers 3500, 3501, 3502, 3503, 3504 en 3505). Aan de algemene voorschriften van sectie 4.2.2 en de voorschriften van sectie 6.7.3
      moet worden voldaan.
      UN
      Nr.
      Niet sterk gekoelde, vloeibaar gemaakte gassen Max. toege-stane bedrijfsdruk (bar)

      Klein;
      Zonder zonneschild of isolatie;
      Zonneschild; Geïsoleerd a
      Openingen beneden de vloeistof- spiegel Druk ontlastings-
      inricht. b (zie 6.7.3.7)
      Maximale vullings-graad
      1005 Ammoniak, watervrij 29,0
      25,7
      22,0
      19,7
      Toegestaan Zie 6.7.3.7.3 0,53
      1009 Broomtrifluormethaan
      (Koelgas R 13B1)
      38,0
      34,0
      30,0
      27,5
      Toegestaan Normaal 1,13
      1010 Mengsel van butadienen
      en koolwaterstof,
      gestabiliseerd
      Zie definitie van MAWP in 6.7.3.1 Toegestaan Normaal Zie 4.2.2.7
      1010 Butadienen,
      gestabiliseerd
      7,5
      7,0
      7,0
      7,0
      Toegestaan Normaal 0,55
      1011 Butaan 7,0
      7,0
      7,0
      7,0
      Toegestaan Normaal 0,51
      1012 Buteen 8,0
      7,0
      7,0
      7,0
      Toegestaan Normaal 0,53
      1017 Chloor 19,0
      17,0
      15,0
      13,5
      Niet toegestaan Zie 6.7.3.7.3 1,25
      1018 Chloordifluormethaan
      (Koelgas R 22)
      26,0
      24,0
      21,0
      19,0
      Toegestaan Normaal 1,03
      1020 Chloorpentafluorethaan
      (Koelgas R 115)
      23,0
      20,0
      18,0
      16,0
      Toegestaan Normaal 1,06
      1021 1-Chloor-1,2,2,2- tetrafluorethaan
      (Koelgas R 124)
      10,3
      9,8
      7,9
      7,0
      Toegestaan Normaal 1,20
      1027 Cyclopropaan 18,0
      16,0
      14,5
      13,0
      Toegestaan Normaal 0,53
      1028 Dichloordifluor-
      methaan
      (Koelgas R 12)
      16,0
      15,0
      13,0
      11,5
      Toegestaan Normaal 1,15
      1029 Dichloorfluormethaan
      (Koelgas R 21)
      7,0
      7,0
      7,0
      7,0
      Toegestaan Normaal 1,23
      1030 1,1-Difluorethaan
      (Koelgas R 152a)
      16,0
      14,0
      12,4
      11,0
      Toegestaan Normaal 0,79
      1032 Dimethylamine, watervrij 7,0
      7,0
      7,0
      7,0
      Toegestaan Normaal 0,59
      1033 Dimethylether 15,5
      13,8
      12,0
      10,6
      Toegestaan Normaal 0,58
      1036 Ethylamine 7,0
      7,0
      7,0
      7,0
      Toegestaan Normaal 0,61
      1037 Ethylchloride 7,0
      7,0
      7,0
      7,0
      Toegestaan Normaal 0,80
      1040 Ethyleenoxide met stikstof
      tot een totale druk
      van 1MPa (10 bar)
      bij 50 °C
      -
      -
      -
      10,0
      Niet toegestaan Zie 6.7.3.7.3 0,78
      1041 Mengsel van ethyleen-oxide
      en kooldioxide met meer
      dan 9%, maar ten
      hoogste 87% ethyleenoxide
      Zie definitie van MAWP in 6.7.3.1 Toegestaan Normaal zie 4.2.2.7
      1055 Isobuteen 8,1
      7,0
      7,0
      7,0
      Toegestaan Normaal 0,52
      1060 Mengsel van methylace-tyleen
      en propadieen, gestabiliseerd
      28,0
      24,5
      22,0
      20,0
      Toegestaan Normaal 0,43
      1061 Methylamine, watervrij 10,8
      9,6
      7,8
      7,0
      Toegestaan Normaal 0,58
      1062 Methylbromide met ten
      hoogste 2% chloorpikrine
      7,0
      7,0
      7,0
      7,0
      Niet toegestaan Zie 6.7.3.7.3 1,51
      1063 Methylchloride
      (Koelgas R 40)
      14,5
      12,7
      11,3
      10,0
      Toegestaan Normaal 0,81
      1064 Methylmercaptaan 7,0
      7,0
      7,0
      7,0
      Niet toegestaan Zie 6.7.3.7.3 0,78
      1067 Distikstoftetroxide 7,0
      7,0
      7,0
      7,0
      Niet toegestaan Zie 6.7.3.7.3 1,30
      1075 Petroleumgassen,
      vloeibaar gemaakt
      Zie definitie van MAWP in 6.7.3.1 Toegestaan Normaal Zie 4.2.2.7
      1077 Propeen 28,0
      24,5
      22,0
      20,0
      Toegestaan Normaal 0,43
      1078 Koelgas, n.e.g. Zie definitie van MAWP in 6.7.3.1 Toegestaan Normaal Zie 4.2.2.7
      1079 Zwaveldioxide 11,6
      10,3
      8,5
      7,6
      Niet toegestaan Zie 6.7.3.7.3 1,23
      1082 Chloortrifluorethyleen, gestabiliseerd 17,0
      15,0
      13,1
      11,6
      Niet toegestaan Zie 6.7.3.7.3 1,13
      1083 Trimethylamine, watervrij 7,0
      7,0
      7,0
      7,0
      Toegestaan Normaal 0,56
      1085 Vinylbromide,
      gestabiliseerd
      7,0
      7,0
      7,0
      7,0
      Toegestaan Normaal 1,37
      1086 Vinylchloride,
      gestabiliseerd
      10,6
      9,3
      8,0
      7,0
      Toegestaan Normaal 0,81
      1087 Vinylmethylether,
      gestabiliseerd
      7,0
      7,0
      7,0
      7,0
      Toegestaan Normaal 0,67
      1581 Mengsel van chloorpikrine en methylbromide met
      meer dan 2% chloorpikrine
      7,0
      7,0
      7,0
      7,0
      Niet toegestaan Zie 6.7.3.7.3 1,51
      1582 Mengsel van chloorpikrine en methylchloride 19,2
      16,9
      15,1
      13,1
      Niet toegestaan Zie 6.7.3.7.3 0,81
      1858 Hexafluorpropeen
      (Koelgas R 1216)
      19,2
      16,9
      15,1
      13,1
      Toegestaan Normaal 1,11
      1912 Mengsel van methylchloride
      en methyleenchloride
      15,2
      13,0
      11,6
      10,1
      Toegestaan Normaal 0,81
      1958 1,2-Dichloor-1,1,2,2- tetrafluorethaan
      (Koelgas R 114)
      7,0
      7,0
      7,0
      7,0
      Toegestaan Normaal 1,30
      1965 Mengsel van
      koolwaterstofgassen,
      vloeibaar gemaakt, n.e.g.
      Zie definitie van MAWP in 6.7.3.1 Toegestaan Normaal Zie 4.2.2.7
      1969 Isobutaan 8,5
      7,5
      7,0
      7,0
      Toegestaan Normaal 0,49
      1973 Mengsel van chloor- difluormethaan en chloorpentafluorethaan,
      met een vast kookpunt,
      dat ca. 49% chloor- difluormethaan bevat
      (Koelgas R 502)
      28,3
      25,3
      22,8
      20,3
      Toegestaan Normaal 1,05
      1974 Broomchloordifluor-methaan
      (Koelgas R 12B1)
      7,4
      7,0
      7,0
      7,0
      Toegestaan Normaal 1,61
      1976 Octafluorcyclobutaan
      (Koelgas RC 318)
      8,8
      7,8
      7,0
      7,0
      Toegestaan Normaal 1,34
      1978 Propaan 22,5
      20,4
      18,0
      16,5
      Toegestaan Normaal 0,42
      1983 1-Chloor-2,2,2-
      trifluorethaan
      (Koelgas R 133a)
      7,0
      7,0
      7,0
      7,0
      Toegestaan Normaal 1,18
      2035 1,1,1-Trifluorethaan
      (Koelgas R 143a)
      31,0
      27,5
      24,2
      21,8
      Toegestaan Normaal 0,76
      2424 Octafluorpropaan
      (Koelgas R 218)
      23,1
      20,8
      18,6
      16,6
      Toegestaan Normaal 1,07
      2517 1-Chloor-1,1- difluorethaan
      (Koelgas R 142b)
      8,9
      7,8
      7,0
      7,0
      Toegestaan Normaal 0,99
      2602 Dichloordifluormethaan
      en 1,1-difluorethaan, azeotropisch mengsel dat ca.74%
      dichloordifluor-methaan
      bevat (Koelgas R 500)
      20,0
      18,0
      16,0
      14,5
      Toegestaan Normaal 1,01
      3057 Trifluoracetylchloride 14,6
      12,9
      11,3
      9,9
      Niet toegestaan 6.7.3.7.3 1,17
      3070

      Mengsel van ethyleen-
      oxide en dichloordifluor-methaan, dat ten hoogste 12,5% ethyleenoxide
      bevat

      14,0
      12,0
      11,0
      9,0
      Toegestaan 6.7.3.7.3 1,09
      3153 Perfluor(methylvinyl)ether 14,3
      13,4
      11,2
      10,2
      Toegestaan Normaal 1,14
      3159 1,1,1,2-Tetrafluorethaan
      (Koelgas R 134a)
      17,7
      15,7
      13,8
      12,1
      Toegestaan Normaal 1,04
      3161 Vloeibaar gemaakt gas, brandbaar, n.e.g. Zie
      definitie van MAWP
      in 6.7.3.1
      Toegestaan Normaal Zie 4.2.2.7
      3163 Vloeibaar gemaakt gas,
      n.e.g.
      Zie
      definitie van MAWP in 6.7.3.1
      Toegestaan Normaal Zie 4.2.2.7
      3220 Pentafluorethaan
      (Koelgas R 125)
      34,4
      30,8
      27,5
      24,5
      Toegestaan Normaal 0,87
      3252 Difluormethaan
      (Koelgas R 32)
      43,0
      39,0
      34,4
      30,5
      Toegestaan Normaal 0,78
      3296 Heptafluorpropaan
      (Koelgas R 227)
      16,0
      14,0
      12,5
      11,0
      Toegestaan Normaal 1,20
      3297 Mengsel van ethyleen-
      oxide en chloortetra- fluorethaan,
      dat ten hoogste 8,8% ethyleenoxide bevat
      8,1
      7,0
      7,0
      7,0
      Toegestaan Normaal 1,16
      3298

      Mengsel van
      ethyleen-oxide en
      pentafluor-ethaan, dat ten hoogste 7,9%
      ethyleenoxide bevat

      25,9
      23,4
      20,9
      18,6
      Toegestaan Normaal 1,02
      3299 Mengsel van ethyleen-
      oxide en tetra-
      fluorethaan dat ten
      hoogste 5,6%
      ethyleenoxide bevat
      16,7
      14,7
      12,9
      11,2
      Toegestaan Normaal 1,03
      3318 Ammoniak, oplossing in water, relatieve dichtheid bij 15 oC
      lager dan 0,880, met meer
      dan 50% ammoniak
      Zie definitie van MAWP in 6.7.3.1 Toegestaan Zie 6.7.3.7.3 Zie 4.2.2.7
      3337 Koelgas R 404A 31,6
      28,3
      25,3
      22,5
      Toegestaan Normaal 0,84
      3338 Koelgas R 407A 31,3
      28,1
      25,1
      22,4
      Toegestaan Normaal 0,95
      3339 Koelgas R 407B 33,0
      29,6
      26,5
      23,6
      Toegestaan Normaal 0,95
      3340 Koelgas R 407C 29,9
      26,8
      23,9
      21,3
      Toegestaan Normaal 0,95
      3500 Chemische stof onder druk,
      n.e.g.
      Zie definitie van MAWP in 6.7.3.1 Toegestaan Zie 6.7.3.7.3 TP 4c
      3501 Chemische stof onder druk, brandbaar, n.e.g. Zie definitie van MAWP in 6.7.3.1 Toegestaan Zie 6.7.3.7.3 TP 4c
      3502 Chemische stof onder druk,
      giftig, n.e.g.
      Zie definitie van MAWP in 6.7.3.1 Toegestaan Zie 6.7.3.7.3 TP 4c
      3503 Chemische stof onder druk, bijtend, n.e.g. Zie definitie van MAWP in 6.7.3.1 Toegestaan Zie 6.7.3.7.3 TP 4c
      3504 Chemische stof onder druk, brandbaar, giftig, n.e.g. Zie definitie van MAWP in 6.7.3.1 Toegestaan Zie 6.7.3.7.3 TP 4c
      3505 Chemische stof onder druk, brandbaar, bijtend, n.e.g. Zie definitie van MAWP in 6.7.3.1 Toegestaan Zie 6.7.3.7.3 TP 4c

      a "Klein" heeft betrekking op tanks die een reservoir hebben met een diameter of 1,5 m of minder;

      "Zonder zonneschild of isolatie" heeft betrekking op tanks die een reservoir hebben met een diameter van meer dan 1,5 m zonder isolatie of zonneschild (zie 6.7.3.2.12);

      "Zonneschild" heeft betrekking op tanks die een reservoir hebben met een diameter van meer dan 1,5 m met een zonneschild (zie 6.7.3.2.12);

      "Geïsoleerd" heeft betrekking op tanks die een reservoir hebben met een diameter van meer dan 1,5 m met isolatie (zie 6.7.3.2.12); (Zie de definitie van "Ontwerpreferentietemperatuur" in 6.7.3.1).

      b Het woord "Normaal" in de kolom “Drukontlastingsinrichtingen” geeft aan dat een breekplaat, zoals gespecificeerd in 6.7.3.7.3, niet is vereist.

      c Voor UN-nummers 3500, 3501, 3502, 3503, 3504 en 3505 moet het vullingspercentage in plaats van de maximale vulverhouding in aanmerking worden genomen.



HOOFDSTUK 4.2.5.3 - BIJZONDERE BEPALINGEN (kolom 11)

  • Onder dit UN nummer zijn geen bijzondere bepalingen voor transporttanks of bulkcontainers zoals vermeld onder hoofdstuk 4.2.5.3 (Tabel A - kolom 11) vastgelegd.


ADR TANKS

HOOFDSTUK 4.3 - TANKCODE (kolom 12)

    • HOOFDSTUK 4.3.3.1.1 - CODERING VAN TANKS

      4.3.3.1.1 - De codering van tanks, batterijwagens en MEGC's
      De vier delen van de in kolom (12) van tabel A in hoofdstuk 3.2 gegeven codes (tankcodes) hebben de volgende betekenissen:

      DEEL OMSCHRIJVING TANKCODE
      1 Type tank, batterijwagen of MEGC

      C = tank, batterijwagen of MEGC voor samengeperste gassen

      P = tank, batterijwagen of MEGC voor vloeibaar gemaakte gassen of opgeloste gassen

      R = tank voor sterk gekoelde, vloeibaar gemaakte gassen

      2 Berekeningsdruk X = waarde van de minimale beproevingsdruk van toepassing volgens de tabel in 4.3.3.2.5 of 22 = minimale berekeningsdruk in bar
      3 Openingen (zie 6.8.2.2
      en 6.8.3.2)

      B = tank met openingen voor het vullen of lossen aan de onderzijde met 3 sluitingen; of batterijwagen of MEGC met openingen onder de vloeistofspiegel of voor samengeperste gassen

      C = tank met openingen voor het vullen of lossen aan de bovenzijde met 3 sluitingen, met onder de vloeistofspiegel alleen reinigingsopeningen

      D = tank met openingen voor het vullen of lossen aan de bovenzijde met 3 sluitingen; of batterijwagen of MEGC zonder openingen onder de vloeistofspiegel

      4 Veiligheidskleppen/- inrichtingen

      N = tank, batterijwagen of MEGC met veiligheidsklep volgens 6.8.3.2.9 of 6.8.3.2.10 die niet hermetisch gesloten is

      H = hermetisch gesloten tank, batterijwagen of MEGC (zie 1.2.1)

      Opmerking 1: De in kolom (13) van tabel A in hoofdstuk 3.2 voor bepaalde gassen aangegeven bijzondere bepaling TU17 betekent dat het gas alleen in een batterijwagen of MEGC mag worden vervoerd, waarvan de elementen uit houders bestaan.
      Opmerking 2: De in kolom (13) van tabel A in hoofdstuk 3.2 voor bepaalde gassen aangegeven bijzondere bepaling TU40 betekent dat het gas alleen in een batterijwagen of MEGC mag worden vervoerd waarvan de elementen uit naadloze houders bestaan
      Opmerking 3: De op de tank zelf of op de plaat aangegeven drukken moeten ten minste de waarde "X" of die van de minimale berekeningsdruk hebben.

    • HOOFDSTUK 4.3.3.1.2 - TANKHIËRARCHIE

      4.3.3.1.2 - Tankhiërarchie

      Tankcode Andere tankcode(s) die voor de stoffen onder deze tankcode zijn toegestaan
      C*BN C#BN, C#CN, C#DN, C#BH, C#CH, C#DH
      C*BH C#BH, C#CH, C#DH
      C*CN C#CN, C#DN, C#CH, C#DH
      C*CH C#CH, C#DH
      C*DN C#DN, C#DH
      C#DH C#DH
      P*BN P#BN, P#CN, P#DN, P#BH, P#CH, P#DH
      P*BH P#BH, P#CH, P#DH
      P*CN P#CN, P#DN, P#CH, P#DH
      P*CH P#CH, P#DH
      P*DN P#DN, P#DH
      P*DH P#DH
      R*BN R#BN, R#CN, R#DN
      R*CH R#CN, R#DN
      R*DN R#DN

      Het door # voorgestelde cijfer moet gelijk zijn aan of groter zijn dan het door * voorgestelde cijfer.

      Opmerking: In deze hiërarchie wordt geen rekening gehouden met bijzondere bepalingen (zie 4.3.5 en 6.8.4) voor elke positie.

    • HOOFDSTUK 4.3.3.2 - VOORWAARDEN VULLEN & BEPROEVINGSDRUK

      4.3.3.2 - Voorwaarden voor het vullen en beproevingsdrukken

      4.3.3.2.1
      Voor tanks, bestemd voor het vervoer van samengeperste gassen, moet de beproevingsdruk ten minste het 1,5-voudige van de in 1.2.1 voor drukhouders gedefinieerde bedrijfsdruk bedragen.

      4.3.3.2.2
      De beproevingsdruk voor tanks, bestemd voor het vervoer van:

      • onder hoge druk vloeibaar gemaakte gassen; en
      • opgeloste gassen

      moet zodanig zijn dat, indien het reservoir tot de hoogst toelaatbare vullingsgraad gevuld is, de druk van de stof bij 55 oC, voor tanks met warmte-isolerende bescherming, of bij 65 oC, voor tanks zonder warmte-isolerende bescherming, de beproevingsdruk niet overschrijdt.

      4.3.3.2.3
      Voor tanks, bestemd voor het vervoer van onder lage druk vloeibaar gemaakte gassen, is de voorgeschreven beproevingsdruk:

      1. indien de tank is voorzien van een warmte-isolerende bescherming, ten minste gelijk aan de dampdruk van de vloeistof bij 60 oC, verminderd met 0,1 MPa (1 bar), maar ten minste 1 MPa (10 bar);
      2. Indien de tank niet is voorzien van een warmte-isolerende bescherming, ten minste gelijk aan de dampdruk van de vloeistof bij 65 oC, verminderd met 0,1 MPa (1 bar), maar ten minste 1 MPa (10 bar).

      De hoogst toelaatbare massa van de vulling per liter inhoud wordt als volgt berekend:
      Hoogst toelaatbare massa van de vulling per liter inhoud = 0,95 x dichtheid van de vloeistoffase bij 50 oC (in kg/l)

      Bovendien mag de dampfase beneden 60 oC niet verdwijnen.
      Indien de diameter van de tanks niet meer dan 1,5 meter bedraagt, worden voor de beproevingsdruk en de maximale vullingsgraad de waarden volgens verpakkingsinstructie P200 in 4.1.4.1 toegepast.

      4.3.3.2.4
      Voor tanks, bestemd voor het vervoer van sterk gekoelde, vloeibaar gemaakte, gassen moet de beproevingsdruk ten minste 1,3 x de op de tank aangegeven hoogst toelaatbare bedrijfsdruk zijn, maar ten minste 300 kPa (3 bar) (overdruk); voor tanks met een vacuümisolatie moet de beproevingsdruk gelijk zijn aan ten minste 1,3 x de met 100 kPa (1 bar) verhoogde waarde van de hoogst toelaatbare bedrijfsdruk.

      4.3.3.2.5
      Tabel van de gassen en gasmengsels, die in vaste tanks (tankwagens), batterijwagens, afneembare tanks, tankcontainers en MEGC's mogen worden vervoerd, waarin de minimale beproevingsdruk voor de tanks, en, indien van toepassing, de hoogst toelaatbare massa van de vulling per liter inhoud is aangegeven.
      Voor gassen en gasmengsels, die onder een n.e.g.-positie zijn ingedeeld, moeten de waarden voor de beproevingsdruk en de hoogst toelaatbare massa van de vulling per liter inhoud worden voorgeschreven door de deskundige, erkend door de bevoegde autoriteit.

      Indien tanks, bestemd voor het vervoer van samengeperste of onder hoge druk vloeibaar gemaakte gassen onderworpen zijn aan een beproevingsdruk lager dan die, welke in de tabel staat aangegeven, en de tanks zijn voorzien van een warmte-isolerende bescherming, kan de door de bevoegde autoriteit erkende deskundige een lagere hoogst toelaatbare massa voorschrijven, onder voorwaarde dat de druk van de stof in de tank bij 55 oC de op de tank ingeslagen beproevingsdruk niet overschrijdt.

      MINIMALE BEPROEVINGSDRUK VOOR TANKS HOOGST TOELAATBARE
      MASSA VAN DE VULLING PER LITER INHOUD
      Met warmte- isolerende
      bescherming
      Zonder warmte- isolerende bescherming

      UNNR

      BENAMING CLASS
      CODE
      MPa bar MPa bar kg
      1001 Acetyleen (ethyn), opgelost 4 F alleen in batterijwagens en MEGC's samengesteld uit houders
      1002 Lucht, samengeperst 1 A zie 4.3.3.2.1
      1003 Lucht, sterk gekoeld, vloeibaar 3 O zie 4.3.3.2.4
      1005 Ammoniak, watervrij 2 TC 2,6 26 2,9 29 0,53
      1006 Argon, samengeperst 1 A zie 4.3.3.2.1
      1008 Boortrifluoride 2 TC 22,5
      30
      225
      300
      22,5
      30
      225
      300
      0,715
      0,86
      1009 Broomtrifluormethaan (Koelgas R 13B1) 2 A 12 120 4,2
      12
      25
      42
      120
      250
      1,50
      1,13
      1,44
      1,60
      Butadienen,
      gestabiliseerd
      (1,2-butadieen) of
      1 10 1 10 0,59
      1010 1 10 1 10 0,55
      Butadienen,
      gestabiliseerd
      (1,3-butadieen) of
      2 F

      Mengsel van butadienen en koolwaterstof, gestabiliseerd

      1 10 1 10 0,50
      1011 Butaan 2 F 1 10 1 10 0,51
      1012 1-Buteen of 2F 1 10 1 10 0,53
      trans-2-buteen of 1 10 1 10 0,54
      cis-2-buteen of 1 10 1 10 0,55
      mengsel van butenen 1 10 1 10 0,50
      1013 Kooldioxide 2 A 19
      22,5
      190
      225
      19
      25
      190
      250
      0,73
      0,78
      0,66
      0,75
      1016 Koolmonoxide, samengeperst 1 TF zie 4.3.3.2.1
      1017 Chloor 2 TOC 1,7 17 1,9 19 1,25
      8
      1018 Chloordifluormethaan (Koelgas R 22) 2 A 2,4 24 2,6 26 1,03
      1612 Mengsel van hexaethyltetrafosfaat en samengeperst gas 1 T zie 4.3.3.2.1
      1749 Chloortrifluoride 2 TOC 3 30 3 30 1,40
      1858 Hexafluorpropeen
      (Koelgas R 1216)
      2A 1,7 17 1,9 19 1,11
      1859 Siliciumtetrafluoride 2 TC 20
      30
      200
      300
      20
      30
      200
      300
      0,74
      1,10
      1860 Vinylfluoride,
      gestabiliseerd
      2 F 12
      22,5
      120
      225
      25 250 0,58
      0,65
      0,64
      1912 Mengsel van methylchloride en dichloormethaan 2 F 1,3 13 1,5 15 0,81
      1913 Neon, sterk gekoeld, vloeibaar 3 A zie 4.3.3.2.4
      1951 Argon, sterk gekoeld, vloeibaar 3 A zie 4.3.3.2.4
      1952 Mengsel van
      ethyleenoxide en kooldioxide met ten hoogste 9%
      ethyleenoxide
      2 A 19
      25
      190
      250
      19
      25
      190
      250
      0,66
      0,75
      1953 Samengeperst gas,
      giftig, brandbaar,
      n.e.g. a
      1 TF zie 4.3.3.2.1 of 4.3.3.2.2
      1954 Samengeperst gas, brandbaar, n.e.g. 1 F zie 4.3.3.2.1 of 4.3.3.2.2
      1955 Samengeperst gas,
      giftig, n.e.g. a
      1 T zie 4.3.3.2.1 of 4.3.3.2.2
      1956 Samengeperst gas,
      n.e.g.
      1 A zie 4.3.3.2.1 of 4.3.3.2.2
      1957 Deuterium,
      samengeperst
      1 F zie 4.3.3.2.1
      1958 1,2-Dichloor-
      1,1,2,2-tetrafluor
      ethaan (Koelgas R 114)
      2 A 1 10 1 10 1,3
      1959 1,1-Difluorethyleen (Koelgas R 1132a) 2 F 12
      22,5
      120
      225
      25 250 0,66
      0,78
      0,77
      1961 Ethaan, sterk gekoeld, vloeibaar 3 F zie 4.3.3.2.4
      1962 Ethyleen (etheen) 2 F 12
      22,5
      120
      225
      22,5
      30
      225
      300
      0,25
      0,36
      0,34
      0,37
      1963 Helium, sterk gekoeld, vloeibaar 3 A zie 4.3.3.2.4 9
      1964 Mengsel van koolwaterstofgassen, samengeperst, n.e.g. 1 F zie 4.3.3.2.1 of 4.3.3.2.2

      UNNR BENAMING CLASS CODE MINIMALE BEPROEVINGSDRUK VOOR TANKS HOOGST TOELAATBARE
      MASSA VAN DE VULLING PER LITER INHOUD
      Met warmte- isolerende bescherming Zonder warmte- isolerende
      bescherming
      MPa bar MPa bar kg
      1982 Tetrafluormethaan (Koelgas R 14) 2 A 20
      30
      200
      300
      20
      30
      200
      300
      0,62
      0,94
      1983 1-Chloor-2,2,2-trifluorethaan (Koelgas R 133a) 2 A 1 10 1 10 1,18
      1984 Trifluormethaan (Koelgas R 23) 2 A 19
      25
      190
      250
      19
      25
      190
      250
      0,92
      0,99
      0,87
      0,95
      2034 Mengsel van waterstof en methaan, samengeperst 1 F zie 4.3.3.2.1
      2035 1,1,1-Trifluorethaan (Koelgas R 143a) 2 F 2,8 28 3,2 32 0,79
      2036 Xenon 2 A 12 120 13 130 1,30
      1,24
      2044 2,2-Dimethylpropaan 2 F 1 10 1 10 0,53
      2073 Ammoniak, oplossing in water, met een dichtheid bij 15 oC lager dan 0,880 kg/l, 4 A
      met meer dan 35% en ten hoogste 40% ammoniak 1 10 1 10 0,80
      met meer dan 40% en ten hoogste 50% ammoniak 1,2 12 1,2 12 0,77
      2187 Kooldioxide, sterk gekoeld, vloeibaar 3 A zie 4.3.3.2.4
      2189 Dichloorsilaan 2 TFC 1 10 1 10 0,90
      2191 Sulfurylfluoride 2 T 5 50 5 50 1,1
      2193 Hexafluorethaan (Koelgas R 116) 2 A 16
      20
      160
      200
      20 200 1,28
      1,34
      1,10
      2197 Joodwaterstof, watervrij 2 TC 1,9 19 2,1 21 2,25
      2200 Propadieen, gestabiliseerd 2 F 1,8 18 2,0 20 0,50
      2201 Distikstofoxide, sterk gekoeld, Vloeibaar 3 O zie 4.3.3.2.4
      2203 Siliciumwaterstof (silaan) b 2 F 22,5
      25
      225
      250
      22,5
      25
      225
      250
      0,32
      0,36
      2204 Carbonylsulfide 2 TF 2,7 27 3,0 30 0,84
      2417 Carbonylfluoride 2 TC 20
      30
      200
      300
      20
      30
      200
      300
      0,47
      0,70
      2419 Broomtrifluorethyleen 2 F 1 10 1 10 1,19
      2420 Hexafluoraceton 2 TC 1,6 16 1,8 18 1,08
      2422 Octafluor-2-buteen (Koelgas R 1318) 2 A 1 10 1 10 1,34
      2424 Octafluorpropaan (Koelgas R 218) 2 A 2,1 21 2,3 23 1,07
      2451 Stikstoftrifluoride 2 O 20
      30
      200
      300
      20
      30
      200
      300
      0,50
      0,75
      2452 Ethylacetyleen, gestabiliseerd 2 F 1 10 1 10 0,57
      2453 Ethylfluoride (Koelgas R 161) 2 F 2,1 21 2,5 25 0,57
      2454 Methylfluoride (Koelgas R 41) 2 F 30 300 30 300 0,36
      2517 1-Chloor-1,1-difluorethaan (Koelgas R 142b) 2 F 1 10 1 10 0,99
      2591 Xenon, sterk gekoeld, vloeibaar 3 A zie 4.3.3.2.4
      2599 Azeotropisch mengsel van chloortrifluormethaan en trifluormethaan, dat ca. 60% chloortrifluormethaan bevat (Koelgas R 503) 2 A 3,1
      4,2
      10
      31
      42
      100
      3,1
      4,2
      10
      31
      42
      100
      0,11
      0,21
      0,76
      0,20
      0,66
      2601 Cyclobutaan 2 F 1 10 1 10 0,63
      2602 Azeotropisch mengsel van dichloordifluormethaan en
      1,1-difluorethaan, dat ca. 74%
      dichloordifluormethaan bevat (Koelgas R 500)
      2 A 1,8 18 2 20 1,01
      2901 Broomchloride 2 TOC 1 10 1 10 1,50
      3057 Trifluoracetylchloride 2 TC 1,3 13 1,5 15 1,17
      3070 Mengsel van ethyleenoxide en dichloordifluormethaan met ten
      hoogste 12,5% ethyleenoxide
      2 A 1,5 15 1,6 16 1,09
      3083 Perchlorylfluoride 2 TO 2,7 27 3,0 30 1,21
      3136 Trifluormethaan, sterk gekoeld, vloeibaar 3 A zie 4.3.3.2.4
      3138 Mengsel van ethyleen, acetyleen en propyleen, sterk gekoeld, vloeibaar, met ten minste 71,5% ethyleen, ten hoogste 22,5% acetyleen en ten hoogste 6% propyleen 3 F zie 4.3.3.2.4
      3153 Perfluor(methylvinyl)ether 2 F 1,4 14 1,5 15 1,14
      3154 Perfluor(ethylvinyl)ether 2 F 1 10 1 10 0,98
      3156 Samengeperst gas, oxiderend, n.e.g. 1 O zie 4.3.3.2.1 of 4.3.3.2.2
      3157 Vloeibaar gemaakt gas, oxiderend, n.e.g. 2 O zie 4.3.3.2.2 of 4.3.3.2.3
      3158 Sterk gekoeld, vloeibaar gas, n.e.g. 3 A zie 4.3.3.2.4
      3159 1,1,1,2-Tetrafluorethaan (Koelgas R 134a) 2 A 1,6 16 1,8 18 1,04
      3160 Vloeibaar gemaakt gas, giftig, brandbaar, n.e.g. a 2 TF zie 4.3.3.2.2 of 4.3.3.2.3
      3161 Vloeibaar gemaakt gas, brandbaar, n.e.g. 2 F zie 4.3.3.2.2 of 4.3.3.2.3
      3162 Vloeibaar gemaakt gas, giftig,
      n.e.g. a
      2 T zie 4.3.3.2.2 of 4.3.3.2.3
      3163 Vloeibaar gemaakt gas, n.e.g. 2 A zie 4.3.3.2.2 of 4.3.3.2.3
      3220 Pentafluorethaan (Koelgas R 125) 2 A 4,1 41 4,9 49 0,95
      3252 Difluormethaan (Koelgas R 32) 2 F 3,9 39 4,3 43 0,78
      3296 Heptafluorpropaan (Koelgas R 227) 2 A 1,4 14 1,6 16 1,20
      3297 Mengsel van ethyleenoxide en chloortetrafluorethaan met ten hoogste 8,8% ethyleenoxide 2 A 1 10 1 10 1,16
      3298 Mengsel van ethyleenoxide en pentafluorethaan met ten hoogste 7,9% ethyleenoxide 2 A 2,4 24 2,6 26 1,02
      3299 Mengsel van ethyleenoxide en tetrafluorethaan met ten hoogste 5,6% ethyleenoxide 2 A 1,5 15 1,7 17 1,03
      3300 Mengsel van ethyleenoxide en kooldioxide met meer dan 87% ethyleenoxide 2 TF 2,8 28 2,8 28 0,73
      3303 Samengeperst gas, giftig, oxiderend, n.e.g.a 1 TO zie 4.3.3.2.1 of 4.3.3.2.2
      3304 Samengeperst gas, giftig, bijtend, n.e.g.a 1 TC zie 4.3.3.2.1 of 4.3.3.2.2
      3305 Samengeperst gas, giftig, brandbaar, bijtend, n.e.g.a 1 TFC zie 4.3.3.2.1 of 4.3.3.2.2
      3306 Samengeperst gas, giftig, oxiderend, bijtend, n.e.g.a 1 TOC zie 4.3.3.2.1 of 4.3.3.2.2
      3307 Vloeibaar gemaakt gas, giftig, oxiderend, n.e.g.a 2 TO zie 4.3.3.2.2 of 4.3.3.2.3
      3308 Vloeibaar gemaakt gas, giftig, bijtend, n.e.g.a 2 TC zie 4.3.3.2.2 of 4.3.3.2.3
      3309 Vloeibaar gemaakt gas, giftig, brandbaar, bijtend, n.e.g.a 2 TFC zie 4.3.3.2.2 of 4.3.3.2.3
      3310 Vloeibaar gemaakt gas, giftig, oxiderend, bijtend, n.e.g.a 2 TOC zie 4.3.3.2.2 of 4.3.3.2.3
      3311 Sterk gekoeld, vloeibaar gemaakt gas, oxiderend, n.e.g. 3 O zie 4.3.3.2.4
      3312 Sterk gekoeld, vloeibaar gemaakt gas, brandbaar, n.e.g. 3 F zie 4.3.3.2.4
      3318 Ammoniak, oplossing in water, met een relatieve dichtheid bij 15 oC lager dan 0,880, met meer dan 50% ammoniak 4 TC zie 4.3.3.2.2
      3337 Koelgas R 404A 2 A 2,8 28 3,2 32 0,84
      3338 Koelgas R 407A 2 A 2,8 28 3,2 32 0,95
      3339 Koelgas R 407B 2 A 3,0 30 3,3 33 0,95
      3340 Koelgas R 407C 2 A 2,7 27 3,0 30 0,95
      3354 Insecticide, gas, brandbaar, n.e.g. 2 F zie 4.3.3.2.2 of 4.3.3.2.3
      3355 Insecticide, gas, giftig, brandbaar, n.e.g. 2 TF zie 4.3.3.2.2 of 4.3.3.2.3
    • HOOFDSTUK 4.3.3.3 - BEDRIJF

      4.3.3.3 - Bedrijf

      4.3.3.3.1
      Indien tanks, batterijwagens of MEGC's voor verschillende gassen zijn toegelaten, moet een wijziging van het gebruik daarvan de handelingen lossen, reinigen, en ontgassen omvatten in de mate, vereist voor het veilig functioneren.

      4.3.3.3.2
      Bij het ten vervoer aanbieden van tanks, batterijwagens of MEGC's mogen uitsluitend de aanduidingen volgens 6.8.3.5.6 die betrekking hebben op het gas, dat op dat ogenblik is geladen of dat tevoren is gelost, zichtbaar zijn; alle aanduidingen die betrekking hebben op andere gassen, moeten worden afgedekt.

      4.3.3.3.3
      De elementen van een batterijwagen of MEGC mogen slechts één en hetzelfde gas bevatten.

      4.3.3.3.2
      Indien de uitwendige overdruk de weerstand van de tank tegen uitwendige druk zou kunnen overstijgen (bijv. als gevolg van lage omgevingstemperaturen), moeten passende maatregelen worden genomen om tanks die onder lage druk vloeibaar gemaakte gassen vervoeren tegen het risico van vervorming te beschermen, bijv. door ze te vullen met stikstof of een ander inert gas om voldoende inwendige druk te in stand te houden.

    • HOOFDSTUK 4.3.3.5 - BEPALEN WERKELIJKE VERBLIJFTIJD

      4.3.3.5 - van toepassing op tankcontainers, wissellaadtanks en MEGC’s
      De werkelijke verblijftijd moet op basis van onderstaande factoren worden bepaald voor elk traject van een tankcontainer waarin een sterk gekoeld, vloeibaar gemaakt gas wordt vervoerd:

      a. de referentie-verblijftijd voor het te vervoeren sterk gekoelde, vloeibaar gemaakte gas (zie 6.8.3.4.10) zoals aangegeven op de plaat die wordt genoemd in 6.8.3.5.4;
      b. de werkelijke vuldichtheid;
      c. de werkelijke vuldruk;
      d. de laagste ingestelde druk van de drukbegrenzende voorziening(en);
      e. de afbraak van de isolatie 44.

      Opmerking: ISO 21014:2006 ‘Cryogene vaten – Cryogene isolatieprestatie’ voorziet in methoden voor het bepalen van de isolatieprestatie van cryogene vaten alsmede in een methode voor het berekenen van de verblijftijd.

      De datum waarop de werkelijke verblijftijd eindigt, moet worden opgenomen in het vervoersdocument (zie 5.4.1.2.2. d)).



HOOFDSTUK 4.3.5 & 6.8.4 - BIJZONDERE BEPALINGEN (kolom 13)


VOERTUIG VOOR TANKVERVOER

HOOFDSTUK 9.1.1.2 VOERTUIG VOOR TANKVERVOER (kolom 14)


VERVOERSCATEGORIE / CODE VOOR BEPERKINGEN IN TUNNELS

HOOFDSTUK 1.1.3.6 - VERVOERSCATEGORIE (Kolom 15)

VERVOERS CATEGORIE
2

1000 PUNTEN TABEL
333 KG / LTR

1000 PUNTEN TABEL

1.1.3.6.3

Indien gevaarlijke goederen die in de transporteenheid worden vervoerd, tot dezelfde categorie behoren, is de hoogst toelaatbare totale hoeveelheid per transporteenheid aangegeven in kolom (3) van de onderstaande tabel.

Een Excel versie van onderstaande 1000 punten tabel is te downloaden op deze website.  Klik HIER om de excel sheet te downloaden.

VERVOERSCATEGORIE  KLASSE 
STOFFEN EN VOORWERPEN MAXIMAAL TOEGESTAAN IN KG OF LTR
0 1 1.1A, 1.1L, 1.2L, 1.3L GOEDEREN VALLEN NIET ONDER DE VRIJSTELLINGSGRENS
1 UN 0190
3 UN 3343
4.2 STOFFEN DIE ZIJN INGEDEELD IN VERPAKKINGSGROEP I
4.3 UN 1183, 1242, 1295, 1340, 1390, 1403, 1928, 2813 (1,2,3), 2965,
2968, 2988, 3129 (1,2,3), 3130 (1,2,3), 3131 (1,2,3), 3132 (1,2,3), 3134 (1,2,3), 3148 (1,2,3), 3396 (1,2,3), 3398 (1,2,3), 3399 (1,2,3)
5.1 UN 2426
6.1 UN 1051, 1600, 1613, 1614, 2312, 3250, 3294
6.2 UN 2814 (1,2,3), 2900 (1,2,3), 3549
7 UN 2912 t/m 2919, 2977, 2978, 3321 t/m 3333
8 UN 2215 (MALEÏNEZUURANHYDRIDE, GESMOLTEN)
9 UN 2315, 3151, 3152 en 3432, alsmede voorwerpen die deze stoffen of mengsels bevatten
  Alsmede ongereinigde lege verpakkingen die stoffen van deze vervoerscategorie hebben bevat, met uitzondering van verpakkingen die onder UN-nummer 2908 zijn ingedeeld.
 
1   Stoffen en voorwerpen die zijn ingedeeld in verpakkingsgroep I en niet  onder vervoerscategorie 0 vallen,  

alsmede stoffen en voorwerpen van de volgende klassen:
20
1 1.1B tot 1.1J*, 1.2B tot 1.2J, 1.3C, 1.3G, 1.3H, 1.3J, 1.5D*
2 Groepen T, TC*, TO, TF, TOC* en TCF.
Spuitbussen: groepen C, CO, FC, T, TF, TC, TO, TFC en TOC
Chemicaien onder druk: UN 3502, 3503, 3504 en 3505 
4.1 UN 3221 t/m 3224, 3231 t/m 3240, 3533 en 3534
5.2 UN 3101 t/m 3104, 3111 t/m 3120
    * Voor de UN-nummers 0081, 0082, 0084, 0241, 0331, 0332, 0482, 1005 en 1017 bedraagt de hoogst toelaatbare totale hoeveelheid per transporteenheid 50kg  
 
2   Stoffen die zijn ingedeeld in verpakkingsgroep II en die niet onder vervoerscategorie 0, 1 of 4 vallen, 333
1 1.4B t/m 1.4G, 1.6N
2 Groep F,
Spuitbussen: groep F,
Chemicalien onder druk: UN 3501
4.1  UN 3225 t/m 3230. 3531 en 3532
4.3 UN 3292
5.1 UN 3356
5.2 UN 3105 t/m 3110
6.1 UN 1700, 2016, 2017 en stoffen die zijn ingedeeld in verpakkingsgroep III
9  UN 3090, 3091, 3245 (1,2) 3480 en 3481
 
3   Stoffen die zijn ingedeeld in verpakkingsgroep III en die niet onder vervoerscategorie 0, 2 of 4 vallen 1000
2.2 Groepen A en O
Spuitbussen: groepen A en O
Chemische stoffen onder druk: UN 3500
3 UN 3473
4.3 UN 3476
8 UN 2794, 2795, 2800, 3028, 3477 en 3506
9 UN 2990 en 3072
 
4 1 1.4S GEEN LIMIET
2 UN 3537 T/M 3539
3 UN 3540
4.1 UN 1331, 1345, 1944, 1945, 2254, 2623 EN 3541
4.2 UN 1361 (1,2) en 1362 Verpakkingsgroep III en UN 3542
4.3 UN 3543
5.1 UN 3544
5.2 UN 3545
6.1 UN 3546
7 UN 2908 t/m 2911
8 UN 3547
9 UN 3268, 3499, 3508, 3509 en 3548
  alsmede ongereinigde lege verpakkingen, die gevaarlijke goederen hebben bevat, met uitzondering van die welke onder de vervoerscategorie 0 vallen

 

 

  1. Voor de UN-nummers 0081, 0082, 0084, 0241, 0331, 0332, 0482, 1005 en 1017 bedraagt de hoogst toelaatbare totale hoeveelheid per transporteenheid 50kg
  2. De hoogst toelaatbare totale hoeveelheid voor elke vervoerscategorie komt overeen met een berekende waarde van “1000” (zie ook 1.1.3.6.4)

In de bovenstaande tabel wordt onder “hoogst toelaatbare totale hoeveelheid per transporteenheid” verstaan:

  • voor voorwerpen, de totale massa in kilogrammen van de voorwerpen zonder hun verpakkingen (voor voorwerpen van klasse 1, netto massa van de ontplofbare stof in kg; voor gevaarlijke stoffen in machines en uitrustingen, zoals omschreven in deze Bijlage, de totale hoeveelheid daarin aanwezige gevaarlijke stoffen in kilogram resp. liter);
  • voor vaste stoffen, vloeibaar gemaakte gassen, sterk gekoelde, vloeibaar gemaakte gassen en opgeloste gassen, de netto massa in kilogrammen;
  • voor vloeistoffen, de totale hoeveelheid gevaarlijke goederen in liters;
  • voor gecomprimeerde gassen, geadsorbeerde gassen en chemische stoffen onder druk, de waterinhoud van de houder in liters.

 


HOOFDSTUK 8.6 - TUNNEL BEPERKINGEN (Kolom 15)

TUNNEL BEPERKINGEN TOELICHTING

ADR Digitaal

8.6.1

Algemene bepalingen
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing indien de doorgang van voertuigen door tunnels voor het wegverkeer beperkt is in overeenstemming met 1.9.5.

 

8.6.2

Verkeerstekens en symbolen voor het wegverkeer, van toepassing op de doorgang van voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren.

De tunnelcategorie, toegekend door de bevoegde autoriteit aan een bepaalde tunnel voor het wegverkeer in overeenstemming met 1.9.5.1 met het doel de doorgang van transporteenheden die gevaarlijke stoffen vervoeren te beperken, moet als volgt worden aangegeven door verkeerstekens en symbolen:

Verkeersteken en symbool Tunnelcategorie
Geen verkeersteken Tunnelcategorie A
Verkeersteken met bijkomend bord voorzien van de letter B Tunnelcategorie B
Verkeersteken met bijkomend bord voorzien van de letter C Tunnelcategorie C
Verkeersteken met bijkomend bord voorzien van de letter D Tunnelcategorie D
Verkeersteken met bijkomend bord voorzien van de letter E Tunnelcategorie E

 

8.6.3

Codes voor beperkingen in tunnels

8.6.3.1

De beperkingen voor het vervoer van bepaalde gevaarlijke goederen door tunnels zijn gebaseerd op de code voor beperkingen in tunnels van deze goederen, aangegeven in kolom (15) van tabel A van hoofdstuk 3.2.

De codes voor beperkingen in tunnels zijn tussen haakjes aangegeven in het onderste deel van de cel. Indien “(─)” is aangegeven in plaats van één van de codes voor beperkingen in tunnels, dan zijn de gevaarlijke stoffen aan geen enkele beperking in tunnels onderworpen; wat betreft de gevaarlijke goederen, ingedeeld in de UN-nummers 2919 en 3331, kunnen beperkingen voor de doorgang door tunnels echter deel uitmaken van de speciale regeling, goedgekeurd door de bevoegde autoriteit(en) op grond van 1.7.4.2.

 

8.6.3.2

Indien een transporteenheid gevaarlijke goederen bevat, waaraan verschillende codes voor beperkingen in tunnels zijn toegekend, dan moet de meest restrictieve van deze codes voor beperkingen in tunnels worden toegekend aan de gehele lading.

 

8.6.3.3

Gevaarlijke stoffen die overeenkomstig 1.1.3 worden vervoerd, zijn niet onderworpen aan beperkingen in tunnels en moeten niet in aanmerking worden genomen voor het vaststellen van de code voor beperkingen in tunnels, die aan de gehele lading van de transporteenheid moet worden toegekend, behalve indien de transporteenheid moet zijn voorzien van de kenmerking overeenkomstig 3.4.13 onder voorbehoud van 3.4.14.

 

8.6.4

Beperkingen voor de doorgang van transporteenheden die gevaarlijke goederen vervoeren door tunnels

De beperkingen voor de doorgang door tunnels zijn van toepassing:

  • op transporteenheden waarvoor kenmerking overeenkomstig 3.4.13 onder voorbehoud van 3.4.14 is voorgeschreven, voor de doorgang door tunnels van categorie E; en
  • op transporteenheden waarvoor kenmerking met een oranje bord overeenkomstig 5.3.2 is voorgeschreven, volgens onderstaande tabel, nadat de aan de gehele lading van de transporteenheid toe te kennen code voor beperkingen in tunnels is vastgesteld.
Code voor beperking
in tunnels
voor de
gehele lading
Beperking
B Doorgang verboden door tunnels van de categorie B, C, D en E.
B1000C Vervoer waarbij de totale netto massa ontplofbare stof per transporteenheid

- 1000 kg overschrijdt: doorgang verboden door tunnels van de categorie B, C, D en E;
- 1000 kg niet overschrijdt: doorgang verboden door tunnels van de categorie C, D en E

B/D Vervoer in tanks: doorgang verboden door tunnels van categorie B, C, D en E;
Ander vervoer: doorgang verboden door tunnels van categorie D en E
B/E Vervoer in tanks: doorgang verboden door tunnels van categorie B, C, D en E;
Ander vervoer: doorgang verboden door tunnels van categorie E
C Doorgang verboden door tunnels van categorie C, D en E
C5000D Vervoer waarbij de totale netto massa ontplofbare stof per transporteenheid

- 5000 kg overschrijdt: doorgang verboden door tunnels van categorie C, D en E;
- 5000 kg niet overschrijdt: doorgang verboden door tunnels van categorie D en E

C/D - Vervoer in tanks: doorgang verboden door tunnels van categorie C, D en E;
- Ander vervoer: doorgang verboden door tunnels van categorie D en E
C/E

- Vervoer in tanks: doorgang verboden door tunnels van categorie C, D en E;
- Ander vervoer: doorgang verboden door tunnels van categorie E

D Doorgang verboden door tunnels van categorie D en E
D/E Los gestort vervoer of vervoer in tanks: doorgang verboden door tunnels van categorie D en E;

Ander vervoer: doorgang verboden door tunnels van categorie E
E Doorgang verboden door tunnels van categorie E
- Doorgang toegestaan door alle tunnels
(Zie voor de UN-nummers 2919 en 3331 ook 8.6.3.1).

Opmerking 1: Bijvoorbeeld, de doorgang van een transporteenheid waarin UN 0161 rookzwak buskruit, classificatiecode 1.3C, code voor beperkingen in tunnels C5000D, wordt vervoerd, is in een hoeveelheid die overeenkomt met een totale netto massa ontplofbare stof van 3000 kg verboden door tunnels van categorieën D en E.

Opmerking 2: In gelimiteerde hoeveelheden verpakte gevaarlijke goederen die worden vervoerd in containers of transporteenheden met een kenmerking overeenkomstig de IMDG Code zijn niet onderworpen aan de beperkingen voor de doorgang door tunnels van categorie E wanneer de totale bruto massa van de colli met in gelimiteerde hoeveelheden verpakte gevaarlijke goederen ten hoogste 8 ton per transporteenheid bedraagt.

 


BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR HET VERVOER

HOOFDSTUK 7.2.4 - COLLI (Kolom 16)

  • Onder dit UN nummer zijn geen bijzondere bepalingen (colli) zoals vermeld onder hoofdstuk 7.2.4 (Tabel A - kolom 16) vastgelegd.


HOOFDSTUK 7.3.3 - LOS GESTORT (Kolom 17)

  • Onder dit UN nummer zijn geen bijzondere bepalingen (los gestort zoals vermeld onder hoofdstuk 7.3.3 (Tabel A - kolom 17) vastgelegd.


HOOFDSTUK 7.5.11 - LADEN, LOSSEN & BEHANDELING (Kolom 18)


HOOFDSTUK 8.5 - BEDRIJF (Kolom 19)


SCHRIFTELIJKE INSTRUCTIES